De statistiekjes zijn er! Circa 170 lezers bekeken hier gemiddeld 1,5 pagina daags na mijn enquête-oproep. Drie dozijn gaven hun mening. Wij van TNO vatten dat even voor u samen in een paar mooie grafiekjes en als slagroom op de taart natuurlijk de selectie van de mooiste commentaren! Geen commentaar. Ok, ik blijf hetzelfde doen en ga nog wat meer lobby'en voor gastblogs (werd ook gevraagd in de tekstuele commentaren). Toelichting bij "te lang" was vaak: ik lees ze tussendoor. Ergo: ik hou ze lekker zo lang als ze nu zijn maar zal oppassen dat ze niet nog langer worden. Ja zeg, we houden het gewoon zo hoor. Ik ben blij dat jullie niet het idee hebben dat ik jullie spam. Basisregel blijft: ik schrijf als ik inspiratie heb, niet andersom (inspiratie zoeken omdat ik vind dat ik moet schrijven). Als jullie willen dat de frequentie omhoog gaat, kom dan vooral met gastblogs (zie ook voorgaande punt). Last but not least: een selectie van de mooiste opmerkingen
Aan alle respondenten en andere lezers: bedankt! We gaan nog even zo door.
0 Reacties
“Ach jij kan toch alles eten zonder aan te komen?” Herken je deze uitspraak – omdat het tegen jou gezegd wordt, of omdat je iemand bent die zoiets vaak tegen je dunnere medemens zegt? Toen ik afgelopen week begon met mijn taartdieet omdat ik na een buikgriep, stress en sporten mezelf te licht vond, kreeg ik dit vaak te horen. Te vaak – want het is niet waar. 20 kg in 1,5 jaar Ik weet dat ik voor de maatstaven van een gemiddelde Nederlander niet mag klagen (en voor een gemiddeld Afrikaans hongerkindje al helemaal niet natuurlijk). Een beetje meer nuance kan echter geen kwaad, voor mij en voor een boel andere “slanke” mensen. Ik ben niet slank omdat ik alles kan eten en ook niet omdat ik superveel sport. Met gemiddeld 2x klimmen en 1x yin yoga per week ben ik geen topsporter en verbrand ik niet idioot veel calorieën. Wat het wel is? Ik leef gezond, en dat is minder gewoon dan het lijkt. Er is een periode in mijn leven geweest dat ik wél veel vetjes kweekte. In 1,5 jaar tijd kwam ik 20 kilo aan. Ironisch genoeg was dit juist de periode van mijn leven dat ik megaveel sportte. En at. Tegelijkertijd was het ook juist deze periode die er voor zorgde dat ik er nu zo gezond bij loop. Laat me uitleggen wat er gebeurde, want het is iets wat iedereen kan overkomen en wat een enorme impact op je leefpatroon kan hebben als je geen mazzel hebt. Start: 48 kg (zie foto 1) Ik was 17 en vlak voor mijn eindexamen overleed mijn vader. Een intense tijd, waarin plots nog een paar mensen in mijn omgeving overleden en waarin ik in één huis leefde met mijn moeder die door de rouw weinig eetlust had. Toen ik dat najaar tijdens een conditietraining op de weegschaal stond, bleek ik 48 kilo (BMI = 16,6 = ondergewicht) te wegen. De stress had letterlijk aan me gevreten. Na een paar maandjes ging ik op kamers wonen en het leven ontdekken, en daarmee veranderde veel. Alle dingen waar eerstejaars tegenaan lopen, maakte ik ook mee natuurlijk: hoe het is om te koken voor één persoon, hoe lang je met een rol koekjes doet als je elke dag eentje neemt, maar ook dat je rustig de halve koektrommel leeg kan eten zonder dat iemand er iets van merkt of zegt. Ik woonde in Haren en sportte 3x per week aan het andere eind van de stad en fietste ‘s avonds drie kwartier naar huis. Thuisgekomen was ik uitgehongerd en ging ik tegen alle wijze lessen in flink koekjes of ander lekkers bunkeren voordat ik naar bed ging. Intens leven “Een beetje ADHD is soms wel handig” betekende dat ik door de week met vijf uur slaap per nacht toe kon en daarnaast vrolijk sportte, studeerde en sociale dingen deed (bier!). Eten was ook simpelweg nodig om het motortje te blijven laten draaien. Daar bovenop begon ik te ontdekken wat voor lekkers er allemaal in de wereld was en gaf me daaraan over. Achteraf gezien zou je misschien zeggen dat het ook een manier was om niet bij verdriet stil te staan – ik leefde daarentegen heel hard. Heel intens. En dus ook met intense eetbuien. Misschien was dit de psychische verklaring; misschien was het ook gewoon een periode waar iedere student doorheen moet en die bij de een extremer uitpakt dan bij de ander; de exacte verklaring maakt niet zoveel uit. Afijn, veel bier en koekjes en ongeveer anderhalf jaar later, woog ik 68 kilo (zie foto 2). Geheel gezond volgens de Body Mass Index, wel ongezond veel als je bedenkt hoe weinig ik hoe kort daarvoor nog woog. Mensen begonnen er opmerkingen over te maken. Deels positief, want van schriel voetbalmeisje was ik getransformeerd in een gespierde klimdame met wat meer vrouwelijke rondingen. Anderzijds meldden zowel familie, vrienden als postbodecollega’s, voorzichtig maar met een duidelijke ondertoon, dat ik “wat gevuldere wangen begon te krijgen” en “wat aangekomen was de laatste tijd?”. Ik besloot het roer om te gooien, want zo wilde ik niet door gaan. 1x pizza per week
Uiteindelijk heb ik nooit heel rigoureus gedieet, maar ben ik structureel gezonder gaan eten. Wie mij een beetje kent weet dat ik een koektrommel op kantoor heb, zodat ik een paar keer per dag één koekje neem en niet de hele dag droom van een stroopwafel er dan twee neem. Mijn neefjes zijn jaloers omdat ik 1x per week pizza (of patat) probeer te eten. De rest van de week eet ik “normaal”, met relatief veel groente, weinig vlees, weinig saus. Doordat ik veel sport en filmhuisfan ben, zit ik zelden met chips voor de tv. Als overblijfsel van mijn vroegere lactose-allergie hou ik niet van melkchocola, roomijs en slagroom, maar wel van bananen en pure chocola. De koekjes na het klimmen heb ik vervangen door een appel [1]. Ik heb het geluk gehad dat mijn gewicht nooit echt helemaal uit de klauwen gelopen is en dat ik een manier vond om het weer stabiel te krijgen. Het kan ook heel anders uitpakken. Ik heb vrienden met anorexia, boulimia en “gewoon” frustrerend overgewicht [2]. Volgens mij kent eigenlijk iedereen wel iemand met eet- of gewichtsproblemen, al weet je heel vaak niet hoe iemand zich voelt bij zijn gewicht of gewoontes. Ik heb mazzel gehad dat ik mijn manier gevonden heb. Eten helemaal loslaten kan ik echter nooit meer: ook ik heb mijn leefregels nodig om stabiel te blijven. Hoe zit dat met die taart? Bij die leefregels hoort ook dat als ik teveel afval door teveel stress of ziekte, ik weet dat ik even kunstmatig wat extra moet eten om weer op goed gewicht te komen. Licht zijn is weliswaar handig voor klimprestaties, maar ik geloof ook dat het niet goed is voor je afweersysteem om geen reserves te hebben en in de winter is het gewoon vervelend koud zonder vetlaagje! Daarom ben ik dus even op taartdieet, om op een lekkere manier weer terug te komen op mijn basisgewicht – en dan ga ik weer gezond leven met wekelijks pizza en verder geen gekke dingen. Veel slanke mensen zullen dit verhaal wellicht herkennen. En helaas zullen er onder hen ook veel mensen zijn die er issues mee hebben. Er is zoveel wat we niet van elkaar weten en jammer genoeg is het zo makkelijk om een oordeel eruit te flappen. Ja, ik eet tijdelijk veel taart en zie er toch slank uit. Nee, dat gaat dus niet vanzelf. Bij bijna niemand niet. [1] Appel heeft als voordeel dat het je snelle suikers geeft om thuis te komen, de dorst lest en een vol gevoel geeft, waardoor ik daarna geen trek in andere dingen meer heb. Bovendien slaap je na een appel ook beter dan na een suikerbom. [2] Ik denk nog vaak aan de vriendin die fanatiek SonjaBakkerde, elke dag al haar eten afwoog op de weegschaal en toch kilo’s aankwam door een combinatie van meer aanleg tot aankomen en haar rebounddagen waarop ze én pizza én ben & jerry’s en m&m’s bunkerde – terwijl ik met mijn 1-pizza-per-week-regime afviel. Stel, een vriendin vraagt of je je verhaal wil vertellen voor een groep van 50 studenten. Wat zeg je? Ik zei ja.
Het leek me een mooie manier om iets terug te doen voor alle hulp die ik zelf gekregen heb, en een mooi idee om daarmee een toekomstige generatie hulpverleners (en patiënten) op weg te helpen. Dus zat ik vorige maand een dagje op school in Den Bosch. Tijdens zo’n gastcollege proeven de studenten de realiteit in plaats van alleen uit boeken en documentairefilmpjes te leren over mensen en hun problemen. Bedenk zelf maar: je weet bijvoorbeeld waarschijnlijk wel wat waanbeelden zijn en hebt er een bepaald beeld bij, maar het is heel anders wanneer je opeens iemand ontmoet die ze daadwerkelijk heeft. Ik wilde de studenten laten zien hoe het is om een paniekstoornis te hebben. Daarnaast hoopte ik misschien stiekem ook wel op een beetje psychiatrie-emancipatie: laten zien dat je met een stoornis niet compleet gestoord bent. Dat hun toekomstige patiënten soms 95% van de tijd hele normale mensen zijn met goed functionerende levens. Het ging niet alleen maar om vertellen: we nodigden de studenten uit om alles te vragen wat ze maar wilden. Vragen die ze later nooit aan een patiënt zouden kunnen stellen, maar die ze wel nodig hebben om te begrijpen wat er gebeurt en om oplossingen te bedenken voor hun toekomstige problemen. We hadden afgesproken dat ze alles mochten vragen wat ze maar willen en dat ik mocht kiezen als ik iets niet wilde beantwoorden – maar zulke vragen zaten er niet eens bij. Ze stelden topvragen, sommige waarvan ik zelf ook nooit had bedacht dat andere mensen daarover zouden denken. Of ik geen alcohol dronk bijvoorbeeld. Ik dacht dat de vragenstelster (het waren uiteraard 90% SPH-vrouwen) bedoelde vanwege mijn medicijnen en of ik dat als niet jammer vond op feestjes – maar nee, ze vroeg het met het oog op dronken en misselijk worden en paniekaanvallen krijgen! Nog zo eentje: of ik later kinderen wilde. Tja, die zwangerschapsmisselijkheid hè? En zo nog veel meer. Ik heb hun een hoop eyeopeners bezorgd, maar zij mij ook. Ik kwam er achter dat ik de meest basale vraag het slechtst kan beantwoorden: wat gebeurt er dan precies, als je een paniekaanval krijgt? Mijn hakkelende antwoord daarop heeft ze niet echt geholpen denk ik. Daar moet ik nog even op oefenen voor volgend jaar. Dan zit ik er hopelijk weer! Het afgelopen half jaar heb ik hard gewerkt aan een gezond en gebalanceerd leven. Niet omdat ik een topsporter wil worden, maar omdat ik mijn 70e wil halen zonder al teveel emotionele achtbanen. In mijn geval, met een paniekstoornis, betekent dat dat ik een aantal dingen moet aanpassen, moet blijven opletten en sommige dingen niet moet doen. Saai? Integendeel. Migraine Vergelijk het met iemand die snel last heeft van migraine, of iemand die niet tegen alcohol kan: als je zo in elkaar zit, wéét je dat teveel stress of gezellige biertjes z’n weerslag zal hebben. Je kan een leuk leven hebben als je er gestructureerd rekening mee houdt. Doe je dat niet, dan verveel je jezelf en je vrienden met heel veel hoofdpijn en gezeur. Bij mij gaat het ongeveer net zo. Het lijkt eigenlijk best wel op migraine; als ik teveel stress heb of me slap voel, wordt ik vatbaarder voor paniekaanvallen en angstgedachten. Ik begin er meer en meer achter te komen wat ik wel of niet moet doen, welke voorzorgsmaatregelen ik moet nemen en wat ik moet doen als ik merk dat ik al een stap te ver ben gegaan. Het betekent dat ik regelmatig probeer te leven, dus goed letten op mijn slaap- en eetritme, voldoende bewegen, voldoende buitenlucht, een dagboek bijhouden en yoga. Het betekent rekening houden met het plannen van vakanties, bijvoorbeeld dat ik altijd een slaapplek voor mezelf moet hebben en een escape-optie voor als ik me niet lekker voel. Het betekent stress vermijden en rust inbouwen. Echt niet saai? Ja, af en toe een biertje afslaan alhoewel het nog zo gezellig was, dat is soms jammer. Ik weet wat de prijs is voor teveel bier of te weinig nachtrust en dat voelt zwaarder dan een kater, dus reden genoeg om het niet te doen. Verder is het het tegenovergestelde van saai: het geeft me juist een kick als ik merk dat ik verstandig bezig ben en zonder kleerscheuren toffe dingen kan doen. Zoals nu, twee dagen na het NSKB [1]. Ik heb van tevoren een dagje vrij geregeld. In tegenstelling tot mijn studerende commissiegenoten heb ik vandaag heerlijk uitgeslapen en een paar uurtjes gewandeld. Lekker meditatief en fijn om een beetje te bewegen en buitenlucht te snuiven. Leef met mate, geniet optimaal Gezond leven klinkt als een heleboel dingen niet doen, maar dat is het juist niet. Ik leer elke dag, elke week hoe ik daarentegen allerlei dingen wel kan doen. Leef met mate, geniet optimaal. Gezond leven betekent ook niet dat ik geen stressvolle dingen mag doen – ik moet er alleen even drie keer over nadenken hoe ik ze aanpak. Neem het NSKB. Een evenement voor 140 deelnemers, inclusief gasten en vrijwilligers 200 monden die gevoed moeten worden, 7 maanden voorbereidingstijd en dat alles resulteert in één dag knallen. Een goed plan in een stress-arm dieet? Die vraag heb ik meermaals gekregen en meermaals ook aan mezelf gesteld. Bijna altijd kwam ik uit op ja, mits je het goed aanpakt. En dat heb ik (meestal) gedaan, denk ik. Duurzaam plannen Stressvolle dingen doen kan als je ze een beetje met beleid aanpakt. Zo ruimde ik bijvoorbeeld serieus tijd in voor dit vrijwilligerswerk. Mijn motto is: “ik werk 4 dagen op kantoor en dus is er 1 dag over voor andere activiteiten”. In deze periode heb ik dan ook mijn vrijwilligerswerk als kliminstructeur laten liggen. Mijn andere tijdmaatregel was om de dag voor en de dag na het NSKB-weekend verlof te nemen om optimaal [2] te herstellen – wat niet weglaat dat ik er van uit ga dat ik hier nog een week van moet bijkomen, dus ga ik lekker op halve kracht sociaal doen deze week. Slik als het nodig is In de week voorafgaand aan het NSKB had ik moeite met slapen: ondanks al mijn rustige-avond-truukjes bleef mijn hoofd maar stug doorwerken. Op dat moment maakte ik de afweging: doorgaan met slecht slapen en daar de slechte vruchten van plukken, of medicatie slikken die voor dit soort momenten bedoeld is en me een lichte kater op gaat leveren. Ik zeg niet dat je altijd zomaar pilletjes moet slikken – dit is voor mij een uitzondering. Eentje die ik noodzakelijk acht in het grotere plaatje. Dat ik de week zonder heftige paniekaanvallen doorgekomen ben beschouw ik als een bevestiging van de juistheid van die inschatting. Hou je geluk in eigen hand Tijdens de NSKB-dag zelf hield ik rekening met m’n eten; ik had bijvoorbeeld een bakje noedels mee, zodat ik goed gevoederd en volledig onafhankelijk van andere factoren was om de avond te overleven (supertip van Veerle!). Tussen de middag had ik een uurtje slaap ingepland, inclusief alle noodzakelijke voorwaarden: een rustig plekje waar niemand kwam, telefoon uit, vreantwoordelijkheden overgedragen (Jorn: “Nu snap ik waarom Eli het zo druk heeft steeds”), matje en slaapzak geleend (dankje Elsa), muziekje in m’n oren tegen de achtergrondruis. Ik heb niet geslapen, maar het hielp wel. Bij mijn muziek ben ik thuis. Stop op je hoogtepunt Tot slot besloot ik het feestje niet af te maken; na de finales (nou ja, na het opruimen – om middernacht dus) besloot ik heel saai naar huis te gaan. Ik wilde nog wel feesten, maar dat was teveel geweest. De dag had me genoeg gesloopt en genot opgeleverd. Count your blessings. Maak van je valkuil je talent Dat is ook het gevoel dat achteraf bij mij overheerst. Wat gaaf dat we zo’n groot evenement hebben kunnen neerzetten waarvan zoveel mensen hebben kunnen genieten en dat het bijna [3] allemaal goed liep! Sommige mensen hebben een talent dat ook hun valkuil is, maar bij mij werkte het omgekeerd: mijn non-stop nadenkende hoofd was voor een dagje niet onhandig, maar buitengewoon praktisch. PS: Vond je dit verhaal leuk? Misschien vind je deze dan ook leuk: Better than chocolate: 9 elementen van lekker leven. [1] Nederlands Studenten Kampioenschap Boulderen. Zie www.nskb.climbing.nl
[2] Leerpuntje van afgelopen jaar: bijkomen doe je niet in één dag. Daar heb je meer tijd voor nodig. [3] Afgezien van…een foutje bij het bestellen van de shirts, problemen met het verwerken van de kwalificatiescores zodat de finale ruim een half uur uitliep en een in mijn perfectionistische ogen nogal chaotische prijsuitreiking. Maar ach, 140 blije gezichten op de foto's, daar doe ik het voor. Wat is dat nou, die KelSAC? Is dat een Studenten Alpen Club? Maar jullie zijn toch helemaal geen studenten meer? Er waar staat "Kel-" dan voor, welke stad is dat? Dit zijn vragen die we vaak te horen krijgen. We, dat zijn Kelvin, Menno, Mieke, Rik, Tom en ik. Tijd om eens het verhaal te vertellen van de KelSAC lijkt me. Het begon allemaal op een intersacciale wintervakantie in de Calanques. ’s Avonds op de koude, donkere camping werd al binnen een paar dagen duidelijk wie er “snel & saai” of “speciaal en smullen” wilde eten. Menno en ik wilden graag mooie visjes en ander lekkers uit de Franse hypermarché, Catho was vega dus die ruilden we tegen Mieke die wel iets anders lustte dan elke dag pasta rode saus. Kelvin was de ASAC een paar dagen vooruit gereisd en sloot zich vanzelfsprekend aan. Toen de ASAC eenmaal arriveerde en halfgare hutspot ging maken met uit Nederland meegenomen aardappels, bleef Kelvin liever bij ons. Na een paar dagen zorgde dat voor wat roering. “Dan richt je toch je eigen SAC op, KelSAC!” werd er geroepen. Hiermee was de KelSAC geboren, want geen naam is beter dan een geuzennaam. Op 4 januari 2008 spoot Catho met spuitsneeuw deze naam op de ASAC-bus en toen was er geen weg meer terug. Terug in Nederland besloten we nog eens lekker te gaan koken – een zevengangendiner inclusief zelfgemaakte tortelinni, zelfgebogen amusevorken en heel veel wijn. Vanzelfsprekend besloten we ook Rik Boss hiervoor uit te nodigen. Een prachtige traditie was geboren: een paar keer per jaar startte iemand weer de maildiscussie over koken, locatie en thema. De eerste weekenden waren chaotisch, werden gekookt in studentenkeukens met weinig ruimte, het servies bestond uiteen allegaartje en we zaten steevast pas om half drie ’s nachts aan het dessert. In de loop der tijd begonnen er vaste patronen te ontstaan. Ongeveer een weekje van tevoren beginnen we per mail of app te discussiëren over een random thema zoals Roze, Vet Alpien, Koffie, Sterren en Vulkanisch. De thema’s zijn een prachtig excuus om mooie gerechtjes bij elkaar te bedenken in de zee van mogelijkheden. Een KelSAC-weekend begint doorgaans met een uitgebreide lunch in de stad van handeling; daarbij brainstormen we over de mogelijke gerechten, bladeren door kookboeken of zoeken receptjes of ideeën op internet. Op een bepaald punt schrijft Mieke, onze onofficiële abactis [1], de boodschappenlijst uit. Daarna gaan we op pad, lekker naar de markt, de kaasboer, wijnboer, delicatessenwinkeltjes en de supermarkt voor de rest. Tegen een uurtje of vijf zijn we thuis, schenken een eerste glas in en gaan aan de slag met de voorbereidingen. Mijn behoefte aan overzicht heeft ervoor gezorgd dat ik iedere keer een mooie menukaart aan het schrijven ben – meestal op de meest lelijke ansichtkaart die we konden vinden en die bij het thema paste. Rond een uur of zeven à acht gaan we aan tafel voor de amuses en daarna tafelen we lekker verder; steeds zijn er twee mensen die een gang “afmaken”, terwijl de rest aan tafel zorgt dat de wijn op komt. Na jaren volharding heb ik de rest ondertussen zo ver dat we éérst dessert eten en daarna pas de kaasplank doen – want daar kan je lekker eeuwig bij natafelen. Het zou zonde zijn van al die gesmolten chocola [2] als je begint met de kaasplank en het dessert vergeet. Na een paar jaartjes en een tiental KelSAC-weekenden besloten we dat het tijd was om Tom te vragen of hij mee wilde doen. Tom was immers een ervaren rot in de SAC-wereld, kon gezellig kletsen en had een passie voor lekker kokerellen - kortom, het perfecte KelSAC-lid. Tom had natuurlijk de pech dat hij hiermee jarenlang onze feut zou blijven, want met een gemiddelde nieuwe ledeninstroom van 1 nieuw lid per 5 jaar schiet het natuurlijk niet op. Gelukkig doen we niet aan ontgroeningen en werken we solidair samen met afwassen en andere taken. Onze taakverdeling verloopt altijd heel organisch: als we beginnen met koken gaat iedereen gewoon doen waar hij/zij zin in heeft. Om een zevengangendiner in een paar uur op tafel te krijgen heb je wel wat planvaardigheden nodig en daarom stemmen we natuurlijk wel af wat we gaan doen, en wanneer. Iedereen heeft wel een beetje zijn specialisatie: Mieke is goed met grote stukken vlees, ik doe vaak toetjes en garneringen, enzovoorts. Je moet mij niet vragen om lamsbout lekker te bereiden en je moet Rik niet vragen om een recept te volgen. Samen krijgen we het voor elkaar om iets moois op tafel te zetten! Naast een kleine twintig KelSAC-weekenden hebben we de afgelopen jaren nog wat meer activiteiten georganiseerd. Er is een KelSAC-expeditie naar Corsica geweest met veel regen en lekker eten, een KelSAC-examenweekend (waarbij 3 KelSAC-leden overdag SKB- en SKI-examens beoordeelden, en we ’s avonds een zevengangendiner op de camping kookten), Meet-The-Parents weekendjes en een actieveledenuitje (naar het blindenrestaurant in Amsterdam [3]). We zitten niet alleen maar met ons eigen clubje aan tafel - we hebben we ook een stiekeme pedagogische missie. Vaak hebben we het gehad over het NSAC-kookboek dat we zouden schrijven, getiteld “Nooit meer pasta rode saus”. Helaas is dit kookboek er nooit gekomen, dat had iets te maken met de vele nevenactiviteiten van de gemiddelde KelSAC’er (SAC-bestuurder, opleidingscommissie, wedstrijdklimmer, fanatiek buitensporter, ...). Waar we wel tijd voor vonden, was het incidenteel cateren van grote SAC-evenementen. We hebben op een aantal NSK(B)’s, diessen en indelingsdagen geprobeerd om lekker grotegroepenvoedsel te bereiden in plaats van suffe hap. Meestal trekt Kelvin deze klussen, vaak samen met mij, soms met hulp van de anderen erbij. Komend NSKB (12 december 2015 in Sterk) zijn we weer van de partij! Terug naar de beginvraag: zijn we nou een echte SAC? Eigenlijk niet, want technisch gezien zijn alle Studenten Alpen Clubs aangesloten bij de NSAC, staan open voor alle leden (no way!), zouden toch minimaal één studerend lid moeten hebben en nog wat van dat soort reglementaire details. We noemen onszelf meestal een intersacciaal genootschap, want dat zijn we nog steeds: GSAC-, ASAC-, USAC-, NijSAC-, MaasSAC- en TSAC-bloed stroomt door onze gelederen. We hebben dus wel een warme relatie met de SAC's. Zoals het een SAC betaamt, hebben we een eigen NSAC-mailadres [4], facebookpagina [5], vlag (namelijk ons afschuwelijk lelijke tafelkleed) en logo. We hebben zelfs een dispuut (het damesdispuut) - althans zo noemen we het als Mieke en ik weer eens rustig koffie gaan drinken zonder de boys. Tot slot hebben we dat wat een SAC een echte SAC maakt: het unieke KelSAC-ei, met noten en de restjes van de kaasplank. We hebben alleen geen lied, want we draaien alleen suffe instrumentele klassieke muziek tijdens het eten, die de goeie gesprekken niet overstemt. Want dat is natuurlijk het belangrijkste van zevengangendiners! [1] Aangezien we geen ALV’s en geen ledenlijst hebben, is dat verder de enige abactis-taak.
[2] Volgens de heren is een KelSAC-weekend niet volledig als ik niet een keer chocola heb staan smelten (au bain-marie natuurlijk). [3] Zie: www.ctaste.nl/ [4] Je kan ons bereiken op kelsac apestaartje nsac punt climbing punt nl! [5] Op de hoogte blijven? Like ons: https://www.facebook.com/kelsac.nl/?ref=bookmarks. Wat er aan vooraf ging Onze vrienden Margriet en Joeri hadden het idee om geld in te zamelen voor de vluchtelingen op Kos. Wij, Tieme en Jessica, zouden in oktober via Kos naar Kalymnos reizen en daarom vroegen ze ons te helpen. Al onze lieve vrienden en familie hebben met elkaar iets meer dan 2000 euro opgebracht en 3 grote backpacks vol met kleding. Al in Nederland hadden we contact gelegd met de stichting Bootvluchteling op Kos. Zij konden ons helpen met het uitdelen van de spullen en ze wisten wat er nodig was. Al in Nederland hebben we al dingen gekocht die slecht te verkrijgen waren op de Griekse eilanden, zoals Nestocyl-zalf en goedkope tandenborstels. De avond ervoor We ontmoetten de mensen van de stichting op Kos. Ze lieten ons hun pand zien waar ze voornamelijk kleren verzamelden. De vrijwilligers vertelden ons dat er de vorige nacht 259 mensen waren aangekomen op 10 boten, waaronder ook veel vrouwen en kinderen. De meeste mensen op de boten kunnen niet zwemmen. Afgelopen week was er tijdens een overtocht een baby in de zee gevallen. Het was zo donker dat de moeder de baby niet meer kon zien en het kindje is verdronken. We spraken af vroeg op te staan om de vluchtelingen op de stranden aan de kant van Turkije op te vangen. De boten varen namelijk alleen als het donker is en ze minder makkelijk gepakt kunnen worden door de Turkse kustwacht. 4u45: wachten op het strand De wekker ging. Om 5:00 uur hebben we de auto ingeladen met handdoeken, dekens, kleren, flessen water en mueslirepen. Vervolgens reden we naar de kust terwijl de zon langzaam begon op te komen. Vanaf verschillende plekken op het strand hebben we met verrekijkers over de zee getuurd naar boten. Het was vreemd om zo op het strand te wachten. Aan de ene kant hoopten we dat we een boot zouden spotten om de vluchtelingen te kunnen helpen. Aan de andere kant hoopten we ook dat er juist geen boten zouden (hoeven) komen. Daarnaast waren we ook wel een beetje bang geworden van verhalen over aangespoelde vluchtelingen. We hoopten vurig dat iedereen vannacht de overtocht zou overleven. 6u15: een andere boot Ergens in de verte zagen we iets dat niet leek op de andere boten. De zwarte vlek kwam steeds dichterbij en het werd steeds duidelijker dat het vluchtelingen op een boot waren. De wind waaide best hard en we stonden allemaal te bibberen op het strand. We konden ons goed voorstellen dat het op die boot heel erg koud zou zijn omdat ze nat zouden zijn door de golven en het gepeddel. 7u00: bootje leeggeroofd en opgeruimd De boot was nu erg dichtbij en de zon kwam op. We konden tellen dat er 8 mannen op de boot zaten. Ze hadden een motor, maar deze leek niet te werken. De mannen in de boot stapten, voordat ze goed en wel aan wal waren gekomen, al uit de boot en strompelden het strand op. Ze waren stuk voor stuk doorweekt en ze trilden enorm van de kou. En dat terwijl de zee deze nacht nog relatief rustig was. Op het moment dat de mannen aan wal kwamen, kwamen er uit het niets een aantal mannen tevoorschijn die de boot lieten leeglopen, oprolden en de motor en de peddels meenamen en weer wegreden. Binnen een paar minuten was alles leeggeroofd door (waarschijnlijk) lokale Grieken. Wij stonden klaar met handdoeken en droge broeken en hebben deze uitgedeeld. De mannen leken in eerste instantie wat terughoudend in het aannemen van deze spullen maar uiteindelijk was iedereen zich aan het verkleden in droge kleding. De mannen leken uitgeput maar toch blij en feliciteerden elkaar met het feit dat ze de overtocht hadden gehaald. 5 van de mannen kwamen uit Pakistan en 3 uit Afghanistan. Ze hadden allemaal een kleine rugzak mee met wat persoonlijke spullen. Economische vluchteling of niet, deze mensen hadden 10x minder mee dan wij wanneer we voor een weekje op vakantie gaan. We gaven ze ook droge schoenen zodat ze naar het centrum van Kos konden wandelen. De mensen van de stichting legden ze uit wat ze vervolgens moesten doen: vanaf 12 uur 's nachts tot 7 uur 's ochtends (onbekend waarom deze bizarre tijden waren gekozen) konden ze zich melden bij een kantoortje. Hiermee kregen ze een nummer, en met dat nummer konden ze naar het politiebureau gaan om zich te laten registreren. Ze zouden dan moeten wachten tot de politie het desbetreffende nummer op zou roepen. Wanneer ze geregistreerd waren konden ze vervolgens een ticket kopen voor de veerboot naar Athene. Dit ticket kost zo'n 55€. Al met al zijn de vluchtelingen hier minstens 2 dagen druk mee. Ze moeten vooral veel wachten voordat ze weer verder kunnen. Niet alle vluchtelingen kunnen na de dure rubberbootreis nog een ticket betalen en sommigen zitten daardoor lang vast op Kos. De mannen van de boot bedankten ons, namen nog een banaan en wat water mee en vertrokken vol goede moed richting het centrum. De rest van de ochtend bleef het rustig en kwamen er, waar wij stonden, geen boten meer aan. 9u00: shoppen We gingen op pad naar een goedkope kledingwinkel. We hadden eerst geïnventariseerd wat vooral nodig was. Uiteindelijk hebben we op deze plek voor ongeveer 1200€ gekocht: - 40 paar schoenen in verschillende maten - 30 vesten en truien - 10 lange dikke broeken - 27 vesten/broeken setjes voor kinderen - 24 paar slippers - 6 voetballen In wat kleinere winkels hebben we nog pakjes speelkaarten, bellenblaas en pakjes met koekjes om uit te delen gekocht. Volgepakt en tevreden keerden we terug naar de opslagplek. Later zouden we deze spullen gaan uitdelen. 10u30: voetballen We gingen met z'n tweeën vast op pad om de koekjes, water, speelkaarten en voetballen uit te delen. Later zouden de anderen ook komen om bananen uit te delen. Aan de kade van Kos stonden tientallen tenten opgezet met vele (vooral mannelijke) vluchtelingen. Het was een gek gezicht. Er was één plek met een tuinslang met koud water waar ze zich konden wassen. Ernaast stonden een stuk of 10 dixi's die je al van ver kon ruiken. Langs de kade stonden vooral arme Pakistanen. Mensen die uit Syrië de oorlog ontvluchten zijn over het algemeen iets rijker en kunnen vaak een hotel betalen. De overheid heeft geregeld dat gezinnen uit Syrië voor 5€ per nacht in een hotel kunnen verblijven. Daarom lijken er weinig Syriërs te zijn, maar dat is schijn. Toen we voorbij liepen met water en koekjes kwamen er velen uit hun tent en namen het dankbaar aan. We kwamen ook de 8 mannen uit de boot van die ochtend tegen. Zij hadden nog geen tent en zaten langs de waterrand. We hebben ze water en speelkaarten gegeven zodat ze zich konden vermaken. Hier waren ze erg dankbaar voor. Toen anderen zagen dat we speelkaarten hadden kwamen ze in grote getale op ons af en binnen 1 minuut waren de pakjes speelkaarten op. Ook hadden we 3 voetballen meegenomen en aan groepen mannen gegeven. Ze waren er heel erg blij mee en begonnen gelijk te voetballen. 11u30: naar de gevangenis De andere mensen van de stichting waren intussen ook aangekomen en hadden een bus vol bananen en water meegenomen. Een andere Griekse stichting zorgde altijd voor de maaltijden (boterhammen). Dit was best goed op elkaar afgestemd. We kregen beiden een zak bananen in onze handen gedrukt en er kwam een grote groep vluchtelingen op ons af. Ze gingen in een grote rij staan en één voor één kregen ze per persoon 1 banaan en 1 flesje water. We vonden het een erg gekke gewaarwording dat al die volwassen mannen in de rij gingen staan voor een banaan. Toen alle mannen voorzien waren gingen we met een van de vrijwilligers naar de gevangenis. Bij de ingang was een kantoortje met 2 agenten. De vrijwilliger vroeg of we naar binnen mochten (soms mag om onduidelijke redenen niet). We kwamen op een klein onverzorgd pleintje met daaromheen 3 cellen met dikke tralies. In de cellen zaten vluchtelingen die verkeerde papieren hadden of ervan worden verdacht smokkelaars van vluchtelingen te zijn. De mannen (minstens 10 per cel) kwamen allemaal achter de tralies staan en staken hun armen erdoorheen toen ze zagen dat we bananen en flesjes water hadden. Ze riepen allemaal dat ze graag een banaan wilden. Het was heel onwerkelijk om op die manier eten te verdelen. De mannen waren erg hongerig en ze maakten gelijk de bananen open en begonnen ze op te eten. Ze zeiden naast onze bananen maar een klein bakje rijst per dag te krijgen. Op het pleintje in het midden liep een dikke bruine ranzige stroom uitwerpselen naar een putje. De gevangenis zag er erg armoedig en middeleeuws uit en als we niet hadden geweten dat we op Griekenland waren, hadden we niet geloofd dat dit in Europa nog zou kunnen bestaan. Later hoorden we dat er in de 3e cel ook minderjarigen zaten. Het waren jongens van 14-17 jaar die zonder ouders op Kos waren aangekomen. Volgens de Griekse wet moeten deze minderjarigen ten allen tijden worden begeleid door een agent. Echter door lokale onderbezetting bij de politie werd dit op deze manier opgelost. 13u30: EHBO Samen met een van de vrijwilligers hebben we een EHBO-postje opgezet. Één voor één kwamen er vluchtelingen met kwaaltjes langs. Ze hadden vooral last van wonden aan hun voeten. Dit komt doordat ze aan de Turkse kust eerst door prikkelbosjes moeten rennen, daarna doorweekte voeten krijgen in de boot, en dan na uren peddelen ineens in de zee of op het strand springen dat bezaaid is met harde stenen. Één jongen was in een zee-egel gaan staan nadat hij uit de boot was gesprongen. Maar de stekels die nog in zijn voet zaten waren er echt niet uit te krijgen met de pincetjes die we hadden. 17u30: de boot naar Athene Aan het einde van de middag gingen we weer fruit en water uitdelen. We verzamelden bij de haven vanwaar de veerboot naar Athene zou vertrekken in de avond. De mensen die een ticket konden betalen verzamelden zich daar. Wij stonden klaar met een bus vol met kleding. Omdat er niet genoeg kleren voor iedereen waren, mochten alleen vluchtelingen die met de veerboot via Athene naar noordelijkere en koudere gebieden gingen, wat spullen kiezen. Bijvoorbeeld een stevig paar schoenen of een warme trui. Een aantal kinderen konden we blij maken met knuffeltjes en met onze bellenblaas (deze waren razend populair). De kinderen vrolijkten er allemaal heel erg van op! Een groep Syriërs was zó blij dat ze met de boot naar Athene konden. Ze zongen liedjes en straalden. Toen de boot vertrok hebben ze op het dek naar ons staan zwaaien tot de boot niet meer te zien was. Later, op Kalymnos: Kalymnos is een eiland ten noorden van Kos waar ook veel bootvluchtelingen aankomen. Ze komen zelf per boot óf worden opgepikt door de kustwacht (wat de kustwacht van Kos niet deed). Ze moeten zich dan registreren in de haven, waarna ze ook met de boot naar Athene gaan, mits ze het geld kunnen verzamelen. Gelijk toen we aankwamen met de veerboot waren de groepen vluchtelingen te zien. Ze waren aan het wachten rondom het kantoortje waar ze zich moesten registreren. Het was een mix van Syrische gezinnen, gezinnen uit Pakistan en omstreken en ook mannen zonder gezin. Opvallend was dat er veel meer kinderen leken te zijn. Dit leek zo omdat ze op Kos in hotels kunnen. Dit kan op Kalymnos ook, maar er is niet voor iedereen plek. Slachthuis We ontmoeten de lokale vrijwilligersgroep bij de haven. De groep zet zich al sinds enkele jaren dagelijks in voor de vluchtelingen. Ze brachten ons naar het opvangcentrum waar de vluchtelingen slapen. Het is een oude loods met opslagruimte van het slachthuis net buiten het stadje. De opslagruimte zat op slot. In de loods stonden een twintigtal bedden met slechte schuimen matrassen. We telden meer vluchtelingen dan dat er bedden waren. Er zaten een hoop mensen voor de loods te wachten totdat ze te eten zouden krijgen. Van 11 tot 13 uur komen de vrijwilligers daar om boterhammen te smeren en kleding uit te delen. Er is geen stromend schoon drinkwater, dus daarom nemen ze jerrycans vol met water vanuit de stad mee. In de opslagruimte lagen stapels met kleding, schoenen en wat hygiëneartikelen. We hebben de lading tandenborstels die we in Nederland hadden gekocht hier neergelegd. We merkten direct dat de vluchtelingen hier met name hebben hygiëneartikelen hard nodig hebben. Verschillende vrouwen vroegen ons om shampoo. De vrijwilligers en de vluchtelingen zijn volledig afhankelijk van donaties en eigen bijdragen. De staat geeft ze geen geld. Tegelijkertijd willen de Griekse vrijwilligers liever geen geld aannemen van ons, maar hebben liever dat we zelf het geld besteden aan de vluchtelingen. We denken dat dit te maken heeft met dat ze geen louche of corrupte indruk willen wekken door geld aan te nemen. Terwijl de vrijwilligers eten maakten voor de vluchtelingen zijn wij naar de lokale supermarkt gegaan en hebben daar vers brood, heel veel kaas, zeep en houdbare sappen gekocht. Ook vonden we pakjes kaarten, stoepkrijt en een voetbal. Meer paste er niet op onze scooters. Het eten en zeep werd opgeslagen. Het stoepkrijt gaven we aan de kinderen. Een meisje begon, nadat ze doorhad waar de krijtjes voor bedoeld waren, op de muren van de loods een tekening te maken. De voetbal gaven we aan de jonge mannen die direct begonnen te voetballen. In een lokaal winkeltje hebben we daarna nog een stuk of 180 bananen gekocht en uitgedeeld. Vanwaar naar waar? We hebben veel gesprekken gehad met de vluchtelingen over waar ze vandaan kwamen en waar ze heen wilden. Bij dit soort verhalen bekroop bij ons vaak een naar gevoel. Een groot deel van deze mensen zal na deze lange reis wellicht geen asiel krijgen en alsnog worden teruggestuurd. Het is echter moeilijk ze dit te vertellen nu ze eenmaal aan de reis zijn begonnen. Dit geldt natuurlijk niet voor de Syrische gezinnen. Toch zijn deze mensen nu allemaal op het eiland, hebben nauwelijks spullen meegenomen, hebben nauwelijks te eten en weinig tot geen geld. Dus hulp hebben ze zeker weten nodig. We wilden nog graag iets doen voor de vluchtelingen die net waren aangekomen. We zagen weer veel kinderen rondom het kantoortje. In de speelgoedwinkel hebben we veel kleurboeken, waskrijtjes, stoepkrijt, pakjes kaarten en bananen gekocht. De kinderen straalden van oor tot oor toen we het gaven. Na een korte tijd zaten al de kinderen op de grond te kleuren. Het was een mooi gezicht. Veel van de ouders bedankten ons en keken emotioneel. We namen afscheid en gingen weer verder. De laatste euro’s We hadden nog 475 euro te besteden van het opgehaalde geld. Omdat de instroom van vluchtelingen over de tijd zoveel varieert was het lastig voor de vrijwilligers in te schatten wat er komende weken nodig zal zijn aan spullen. We kwamen in gesprek met vrijwilligers uit Zweden. Ze hadden plannen om de loods uit te breiden en de badkamers en toiletten te renoveren. Er is namelijk maar beperkt plaats voor de vele vluchtelingen en de sanitaire voorzieningen zijn slecht. Islamitische mannen en vrouwen moesten allemaal op dezelfde wc, en vrouwen wilden zich door de stank vaak niet eens in de loods verblijven en sliepen daarom buiten. Daarnaast was de toestroom van vluchtelingen nog niet afgenomen. In de vorige nacht waren er weer 180 nieuwe vluchtelingen aangekomen. De voorgaande week was er al begonnen met het aanleggen van nieuwe pijpleidingen en een nieuwe wc. Dit alles werd gedaan met ingezameld geld vanuit Zweden. Echter hadden ze zoveel goede plannen dat ze een bijdrage van ons goed konden gebruiken. We hebben toegezegd dat we met het overgebleven geld wilden helpen met het realiseren van de renovatieplannen. Dit zou duurzame hulp zijn voor heel veel vluchtelingen. Toen wij na een aantal dagen gingen kijken naar de vorderingen van hun werk werden er al nieuwe tegels gelegd in de loods. Het zag er erg goed uit! Voorheen lag er een rotte betonnen vloer. Het volgende project was het installeren van hygiënische en betere douches. Er was nu één douche op het terrein. Het stonk er enorm en het zag er vies uit. We zagen dat onze investering ontzettend de moeite waard was. Weer in Nederland
De dagen dat we de vele vluchtelingen hebben geholpen, hebben erg veel indruk op ons gemaakt en we hadden vaak het gevoel dat we nog veel meer voor ze wilden doen dan mogelijk was. Toch hebben we wat voor een aantal vluchtelingen kunnen betekenen, en met onze laatste investering hopen we op de lange termijn nog meer voor ze te kunnen betekenen. We willen iedereen die geld of kleding gedoneerd heeft enorm bedanken!! Het heeft echt een verschil gemaakt! Jess en Tieme mede namens Margriet Bakker en Joeri Honnef Vanaf het moment dat je naar de middelbare school gaat, wordt je leven opeens een stuk serieuzer dan daarvoor. Gelukkig mag je dan lekker gaan Puberen. Na je eindexamen volgt nog zo'n intense leerlevensfase: op kamers gaan, het leven ontdekken en zogenaamd op eigen benen staan. Tussen je 10e en je 25e gebeurt er een heleboel. We hebben er allemaal mooie woorden en ervaringsverhalen voor, met “puberen” als ultiem excuuswoord. Héérlijk, puberen.
Een paar jaar geleden belandde ik samen met een hele set leeftijdsgenoten opeens in die fase waar geen goed woord voor is. Ja, opgroeien of volwassen worden of zo - maar dat dekt de lading helemaal niet! Onverantwoord opbouwen Ik bedoel die fase waarin je opeens vanuit het niets 40 uur moet gaan werken in een ritme dat je niet gewend bent. Met lichaamsbelastend sporten of medicijnen bouwen we onze ritmes altijd zorgvuldig op, waarom dan niet met werken? Goed, dan zit je op je werk, probeert te snappen wat je moet doen, communiceert naar beste behoren – en gaat hopeloos op je plaat. Was je in de studentenwereld langzaamaan de “ervaren ouwe rot” geworden, op de nieuwe werkvloer gelden vaak andere regels waarvan jij als new kid on the block niets van snapt. Met al je goede bedoelingen moet je vastgeroest collega’s leren aanvoelen. Heb je tijdens je studie geleerd hoe je een studeerdag effectief moet inrichten, met elk uur tien minuutjes pauze en elke drie uur minstens een half uur weg? Vergeet het maar snel weer, want op kantoor zit iedereen uren achter zijn bureau en doen we allemaal alsof dat productiever is. Ik vind werken hartstikke leuk, maar het heeft een tijd geduurd voor ik doorhad hoe je dat goed doet. Ondertussen zat mijn halve omgeving te zeuren dat ik “nog zoveel met die studenten deed” – maar waarom eigenlijk? Moet je van de ene op de andere dag je vrienden en je zelfgekozen familie laten vallen omdat je opeens tot een ander sociaal cohort hoort? Natuurlijk, ik hing niet meer tot drie uur ’s nachts in de kroeg (hetgeen ik tijdens mijn stage overigens ook al niet meer deed). Samen sporten, dingen organiseren of weekendjes weg gaan kan volgens mij echter prima als je in verschillende levensfases zit. Het bijkomend fijne voordeel van de studenten: zij snapten tenminste de slaapproblemen van vroeg opstaan. Als je al jaren werkt ga je blijkbaar heel enthousiast zeggen dat dat er nou eenmaal bijhoort. Ik werk tegenwoordig gewoon heel enthousiast van half tien tot zes. En dat noem ik geen uitslapen. Niks "in between" Dit is het scenario dat je werk hebt. Ik ken ook een heleboel mensen die biologie, journalistiek of kunststudies gedaan hebben en al die werkproblemen niet hebben – zij hebben één, allesomvattend werkprobleem. Ze willen wel maar er willen teveel mensen solliciteren voor te weinig banen. Ik ken iemand die na haar afstuderen nog 3 stages deed, want dat is de nieuwste truc van bedrijven: afgestudeerden een “werkervaringsplek” bieden tegen een stagevergoeding. Mocht je daar geen genoegen meenemen en pech hebben met de verdere sollicitatieloterij, dan zit je thuis. En dat is niet zo leuk als het klinkt: de hele dag het gevoel hebben dat je eigenlijk iets zou moeten doen, zoeken naar vacatures die er niet zijn, geen koffie drinken met je vrienden want zij werken “gewoon” en je hebt trouwens ook geen geld voor koffie. Een vriend van me is overspannen geraakt door zijn werkloosheid en dat snap ik heel goed. Werk of geen werk, ik zie veel vrienden die worstelen met het nieuwe leven. Je hele leven staat op zijn kop, ritmes kloppen niet meer, verhuizingen veranderen vriendschappen en je energielevel is in de war. Veel bestaande structuren worden herdefinieerd – en daarmee breekt zonder dat we het wisten een nieuwe pubertijd aan. Zoveel mensen van mijn leeftijd zie ik worstelen met hun ouders. Je bent nu volwassen, je bent uitgepuberd en uitgefeest, kortom hét moment om helemaal niets meer van je ouders en andere volwassen hun raad te willen weten – we zijn nu allemáál volwassen toch? Terwijl die ouders opeens tegen een leegnestsyndroom aanlopen, in een pensioengat vallen of de eerste ouderdomsziekten zien bij leeftijdsgenoten: de perfecte bodem voor een beetje familiedrama. Daar zat je natuurlijk al helemaal niet op te wachten. Supersoap Aan de andere kant wordt deze ellende weer een beetje goed gemaakt met een levensgrote soap. Denk je als student nog dat “iedereen met iedereen gaat” en tegen het eind van je studie dat je “de laatste vrijgezel” bent (of: bang dat alles vanaf nu heel saai gaat worden met je vaste vriend(in)); in de jaren daarna wordt alles vrolijk overhoop gegooid. Huwelijken, kinderen (al dan niet gepland), open relaties, scheidingen, oude liefdes die weer afgestoft worden, overspel in eeuwige liefdes, het komt allemaal voorbij. Je hebt in ieder geval altijd iets om over te praten. Helaas ook minder leuke gespreksonderwerpen, zoals ouders die beginnen dood te gaan of dementeren, kankers die aan de deur komen en blijven kloppen, hardnekkige schulden of verslavingen en permanente psychische shit die zich openbaart. Gut, begrijp me niet verkeerd, ik vind het leven wonderbaarlijk – er zit zoveel in! Er zitten duizenden verhalen in een dag, miljoenen verhalen in een mens. We zouden wel eens wat meer over de moeilijke verhalen mogen vertellen. Waarom leer je op school bij verzorging over puberen en mag als student alles ontdekt worden, maar gaan we opeens doen alsof er niks aan de hand is wanneer je begint met werken? Ik pleit voor wat meer aandacht voor die tweede pubertijd. Te beginnen met een mooier woord ervoor! Vorige week stonden kranten en social media vol met twee onderwerpen: de zogenaamde vluchtelingenvloed en de zelfgekozen dood van Joost Zwagerman. Ik heb me niet verdiept in de duizenden beschouwingen over Joost Zwagerman, maar wel her en der weer oproepen gezien dat we meer over depressies en suïcidale gedachtes zouden moeten praten. Zet daarnaast het nieuws van mensen die de hel achter zich laten en een dak boven hun hoofd zoeken, maar in plaats daarvan een hek tegenkomen. Of mijnen. Of scheermesdraad (wtf?). Het zijn twee onderwerpen die me bezig houden. Kan je zorgen voor je naasten? Ik heb met de paplepel ingegoten gekregen dat je dat moet doen. Demonstreren voor een betere wereld, vrijwilligerswerk doen, goede doelen steunen. Later leerde ik dat zorgen voor je naasten niet alleen ver van je bed maar net zo goed dichtbij moet gebeuren: een luisterend oor bieden voor wie dat nodig heeft, soms alles wat je in je handen hebt laten vallen en naar iemand toe gaan, simpelweg er voor iemand zijn. Ik vind het bizar hoeveel er bezuinigd wordt op de zorg in Nederland. Ik vind het nog bizarder dat er letterlijk een hek om Europa gebouwd wordt. Dat we ons zorgen maken om die paar duizend mensen die hopen op een beter leven. Gelijk hebben ze, wie zou er niet een beter leven willen als je uit armoe, oorlog of onvrijheid komt? Toevallig had ik het twee weken geleden nog met mijn schoonzus over de luxe die we hebben. Niet in het licht van de vluchtelingen – we hadden het over de onrust in mijn hoofd, en hoe die eigenlijk ook een teken is dat mijn leven verder heel goed is. “Als je op de vlucht bent voor een leger heb je geen tijd om je niet lekker in je vel te voelen”. Pas als je basisbehoeften (eten, slapen, beschutting) gegarandeerd zijn, krijg je de ruimte om je rot te voelen. Dat is niet een luxeprobleem, dat is eenvoudigweg een gevolg van prioritering van je problemen. Ik moet het soms voor mezelf herhalen, als ik in paniek raak om iets kleins en mezelf op mijn kop wil geven dat er veel ergere problemen zijn in de wereld. Maar dat is onzin. Iedereen heeft zijn probleem: dat wat jij meemaakt, is voor jou het ergste. Als voorbeeld vertel ik graag een verhaal van tijdens mijn eerste zomerkamp [1] als kind. Op dag 1 van het kamp barstte een meisje in tranen uit en choqueerde iedereen door te vertellen dat ze al jarenlang mishandeld werd. Best wel een probleem. Toen de kampweek al over de helft was, stortte het meisje in dat alle dagen al zo stil geweest was. Ze zag er zo tegenop om weer naar huis te moeten, omdat haar ouders zulke hoge verwachtingen van haar hadden en haar tot het uiterste dreven. Wie troostte haar het best? Juist, het mishandelde meisje. Ze had niet een erger probleem: ze hadden allebei een probleem wat voor hun het ergst erin hakte - hun eerste prioriteit probleem. Joost Zwagerman had ook een probleem: hij was ongeneeslijk ziek [2]. Ik kan me heel goed voorstellen dat je niet kan leven met zo’n probleem. Natuurlijk, er kunnen altijd mogelijkheden zijn om het leven dragelijker te maken als je grote problemen hebt. Er zijn ook vaak mogelijkheden waar je zelf niet aan gedacht hebt, en daarom is het inderdaad zo enorm belangrijk om te blijven praten. Helaas is dat niet altijd mogelijk. Je kan niet alles oplossen door te praten en soms heb je gewoon de pech dat iemand iets doet vanuit een opwelling. Als iemand vanuit een probleem handelt, zoals Joost Zwagerman, dan heb ik daar wel respect voor. Het is een pijnlijk afscheid voor wie hem lief hadden, maar het was waarschijnlijk minstens zo pijnlijk voor hem. Soms willen we vluchten. Het beste wat we kunnen doen is proberen elkaar te helpen, liefst nog voor het probleem zijn hoogtepunt bereikt. Voor elkaar te zorgen, er voor elkaar te zijn en de omstandigheden dragelijker te maken. Voor je medemensen dichtbij en ver weg, voor ieder probleem dat er nou eenmaal is. [1] De meest geweldige zomerkampen voor alle kinderen van 11 tot 21 jaar. Zie www.akckampen.nl. [2] Zie bijv. www.nrc.nl/next/van/2015/september/10/ziekte-van-bechterew-joost-zwagerman-was-ongeneesl-1532623. Naschrift voor wie meer van daden dan van woorden houdt:
Trip report Hier moest eigenlijk een gaaf & gezellig verhaal staan over mijn avonturen met Marit. Het verhaal begon ongeveer zo: er waren eens een sportklimmer en een alpinist die elkaar halverwege tegenkwamen en mooie multipitches gingen maken. Immers, sinds ik vrolijk nutjes legde in een multipitch en sinds Marit haar eerste 7a klom in Zwitserland, mogen we elkaar niet meer 100% het één of het ander noemen. In de basis zijn we dat natuurlijk wel, en daarmee dachten we een gouden team te zijn. Ware het niet dat we iets vergaten. Of eigenlijk: ik was iets vergeten. Ondanks dat ik al jaren een mooie vakantiepaklijst heb [1], was ik vergeten mezelf goed mee te nemen. Dus ging er een verborgen koffertje vol emoties mee. En daar kwamen we helaas pas in Zwitserland achter. Klimmen in een hittegolf De vakantie begon veelbelovend, Roel en ik namen zelfs een dagje eerder vrij om niet tegelijkertijd met de wielrenners [2] Utrecht te verlaten en we cruisten comfortabel in onze airco-auto naar de Frankenjura. Ondanks een avondtemperatuur van 29 graden (om 22u!), de eerste twee vlekken op mijn broek en het ‘er in laten vallen’ van de lont van de olielamp, waren we goed gemutst. Het was immers vakantie! Daarna volgenden vier tropische dagen: drie waarbij het kwik boven de 35°C kwam en een ijstijddagje met slechts 28 graden. Uit het verleden weet ik dat ik altijd een dagje moet wennen aan warmte, dus verklaarde ik zaterdag dat ik überhaupt niet hoefde te klimmen - een beslissing die Hans & Roel om half negen ’s avonds besloten te volgen. De volgende dag gingen we, geheel tegen mijn principes maar dit toont de ernst van de situatie, ’s ochtends klimmen. Laat in de avond klommen we nog een routetje met Mathieu erbij. Was het gisteren nog leuk om overdag een beetje te chillen en te lezen, deze tweede warme dag trok ik mentaal en fysiek al moeilijker. Na een onweer waarbij de hemel emmers water op onze tent gooide was het maandag wel te overleven. Dag vier was, zoals wij het als kinderkampleiding [3] altijd noemden, “breekdag”. Breekdag Hollanders [4] die we zijn, besloten we op deze rustdag op het heetst van de dag het pittoreske Bamberg te gaan bekijken. Na net wat te lang rondslenteren onder de onontkoombare hittedeken ging bij mij het knopje uit. Ik kon letterlijk geen pap meer zeggen. Om een lang verhaal kort te maken: combineer een gehaast vertrek van werk en stress die later loskomt, een lichamelijke klap van de warmte en een overgevoeligheid voor niet-lekker-in-je-buik-voelen en je hebt mijn recept voor een implosie. De eerste vakantieweek leefde ik in het moment: als het goed ging was ik blij met de boys op pad, als het niet goed ging borrelde de onrust overal, netto was het wel oké. Blijkbaar moest ik nog eens 400 km rijden en in het gezicht kijken van mijn lieve buddy voordat ik echt in stukjes kon breken. Wat ik dus ter plekke deed op het station van Sargans. To berg or not to berg Die avond reden we door naar onze doelbestemming in Oost-Zwitserland om een nacht onder de sterren door te brengen met een prachtig berguitzicht, een wandel- en chilldagje en een nacht die bruut verstoord werd door een toeterende boze boer en een bijbehorende bende koeien. De dag daarop scheidden onze wegen: ik wilde tot rust komen, liefst in het liefelijke Frankrijk, zonder ook maar iets te hoeven doen – Marit wilde bewegen, liefst in haar geliefde bergen. Qua energielevel en logistiek waren onze gevoelens onmogelijk te combineren. Tranen. Een paar honderd kilometer later lag ik op een rotsblok in Fontainebleau [5]. Ook daar heb ik, geheel tegen gewoonte, niet geklommen. Ik heb wat gelopen, veel gelegen en vooral heel veel gedacht en gevoeld. Een vakantie als deze is zo’n zeldzaam moment van inzicht, die je even met beide benen op de grond plaatst, stil zet en om je heen doet kijken. Wat doe ik met mijn leven, waarom gebeurt dit, wat doe ik met de mensen om mij heen, wat zou ik anders moeten doen? Zo’n vakantie is een les in nederigheid en bewustzijn. Een les in voelen en er naar handelen. Een les van 2953 kilometer. Hopelijk rij ik ze de volgende keer weer om samen met Marit mooie routes te doen. Maar nu eerst, aan de slag met de nieuwe losse eindjes. [1] Erg praktisch wanneer je klimmaatje in Groningen woont, jij in Utrecht, en je wil samen met voldoende materiaal naar de Ith. En overigens ook wanneer je andere klimmaatje in Stuttgart woont en je met beperkte bagage naar Zuid-Frankrijk gaat vliegen. [2] Zaterdag 4 juli vertrok er een of ander wielerwedstrijdje uit Utrecht en die hadden voorrang op de auto’s… [3] Je kinderen laten ervaren wat zo'n breekdag is? De allerbeste vind je op www.akckampen.nl. [4] Hier blijkt dus duidelijk dat Hans na al die jaren in Stuttgart nog steeds een echte Hollander is. [5] Wat, weet je niet wat dat is? Dat is de grootste meditatieve speeltuin voor volwassenen in West-Europa. Sfeer-impressie: https://www.youtube.com/watch?v=eGNrjDXmuOs. |