In de crisisopvang arriveren mensen van alle leeftijden en allerlei achtergronden: van doorgedraaide huismoeders tot regelmatig terugkerende autisten op leeftijd. Van twintigers hebben we echter vaak een rooskleurig beeld: jonge mensen in de kracht van hun leven, studerend of vol enthousiasme werkend, verliefd en zelfstandig. Jonge soldaten zijn het - en ze redden het niet altijd. Clubje in de crisisopvang Als twintiger behoor je tot de jonkies in de crisisopvang, want alles onder de achttien zit nog bij de Jeugdzorg. Toen ik in Nieuwegein in de crisisopvang kwam [2], vormden de andere jonkies en ik automatisch een drie-eenheid. Het gaf een bijzondere band, met twee mensen die enerzijds in precies hetzelfde schuitje (levensfase) zaten als ik, en anderzijds totaal andere problematiek (oorzaken/ziekte) hadden. Met die twee heb ik snelpuzzelrecords gebroken, de sleur doorbroken met appelflappen bakken (“oja er zijn geen scherpe messen hier, maar ik heb er wel eentje op mijn kamer voor je hoor”), eendjesoorlogen veroorzaakt en privéconcerten op de valse piano gespeeld. Verder leven Na twee weken mocht ik weg uit Nieuwegein omdat ik veel te gezond was naar de GGZ-maatstaven. Zij moesten nog een tijdje blijven, met een ander traject voor de boeg. Na “Nieuwegein” heb ik ze nog een paar keer gezien. We hebben een nieuw puzzelrecord gezet, een biertje gedronken als gewone studenten en uitgebreid hulpverleners geëvalueerd. Daarna liepen onze werelden uit elkaar. Een tijdje terug het bericht op facebook. Één van mijn twee matties is er niet meer. Zelfmoord. Van gedachte tot daad Als klimmer ben ik het gek genoeg wel gewend dat jonge mensen kunnen overlijden, maar dit is van een ander kaliber. Jaarlijks denken circa een half miljoen Nederlanders aan zelfmoord, bijna honderdduizend doen een poging en 1500 slagen hier ook in [3]. Iedereen die in de crisisopvang zit, wordt zich extra bewust van dit stille gevaar, want er loopt altijd wel iemand rond die daar belandt is vanwege een poging. Soms is er zelfs een vrij bizar “en hoe heb jij het geprobeerd dan?”-koffiegesprek. Erg nuttig in het verwerkingsproces overigens, want zulke rauwe en directe gesprekken heb je meestal niet met je familie en vrienden. Voor de mensen om je heen, vind ik zelfmoord één van de asociaalste dingen die je in je leven kunt doen (uitzonderingen daargelaten [4]), en ik denk dat veel mensen dat met mij eens zijn. Ook zelfmoordenaars. Dat ze het tóch doen, zegt iets over hoe zwaar het ze valt. Het kan gebeuren, maar we hopen allemaal dat het niet hoeft. Dat hij er wel voor is gezwicht, is door en door triest. In gedachten We zijn allemaal onvrijwillige soldaten in de gekke wereld die dagelijks leven heet, en iedereen heeft een eigen strategie. Ik vecht niet meer, ik leef gewoon en geniet van wat kan. Hij heeft het niet zo ver gered. In mijn gedachten blijft hij voor mij leven, in die korte periode die we doorbrachten onder zulke rare omstandigheden. De herinneringen hebben een extra betekenis gekregen: er voor elkaar zijn. Zijn. Naschrift: praten over zelfmoord(-gedachten) kan heel gemakkelijk via 113, zowel telefonisch als online (www.113online.nl). Er is ook een forum en aandacht voor nabestaanden. [2] Zie: http://dwwddd.weebly.com/verhalen/crisisopvang.
[3] Bron: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/leven/53023-zelfmoord-zelfdoding-of-suicide-hulp-en-preventie.html. [4] Bijvoorbeeld de recente zelfmoord van de bejaarde Gonnie en Frans-Jozef van der Heijden. Lees: www.nrc.nl/nieuws/2016/10/24/oud-cda-kamerlid-van-der-heijden-met-partner-uit-het-leven-gestapt-a1528170.
1 Reactie
Heb je dat ook, dat je statistiekjes probeert te vertalen naar je eigen omgeving? Als ik bijvoorbeeld hoor dat ongeveer één op de tien mensen wel eens homoseksuele gevoelens heeft, dan reken ik dat meteen om naar mijn werk (4 homo’s op de afdeling? Wie!) of naar een klimhal (elke dag een stuk of 10-15...da's best veel!). Nou, maak je borst maar nat: één op de vijf Nederlanders heeft een paniekstoornis (gehad). Dat zijn er meer dan er homo’s op mijn werkafdeling rondlopen! En dan heb ik het nog niet eens over die één op de drie die ooit in zijn leven met de psychiatrie in aanraking komt. Ja, dat betekent dus dat als je lekker in de bioscoop zit, hetzij je linker- of je rechterbuurman of jijzelf ooit in de psychiatrie belandt, aldus Marjolijn van Kooten en Bram Bakker in hun theatershow “Geen Paniek”. Zoals ze het zelf zo mooi verwoorden: “Met paniek bedoel ik niet het gevoel dat je overvalt als je bij de kassa staat en ontdekt dat je portemonnee nog thuis ligt, of wanneer je bijna voor een rijdende tram stapt. In mijn wereld is dat een ‘lichte ongerustheid’. Een paniekaanval is heel wat anders. Stel je even voor dat je in de auto zit, je rijdt lekker door, 130 kilometer per uur en OPEENS is er een bocht die je niet had zien aankomen en je gaat in volle vaart op de vangrail af. Voel je? Van de ene op de andere seconde druipt het zweet van me af, mijn hart bonkt mijn borstkas uit, ik voel me misselijk en de zenuwen gieren door mijn lijf. En ik heb daar geen snelweg voor nodig; dat gevoel kan me gewoon thuis, zittend op de bank, overspoelen.” Terug naar paniekstoornissen. Marjolijn van Kooten is een cabaretière met een angststoornis – onmogelijke combi, zou je zeggen. Afgelopen jaar ging ik naar een theatervoorstelling die zij maakte samen met de tegendraadse psychiater Bram Bakker. De voorstelling kan ik voor 50% aanraden: Marjolijn was geniaal (bijvoorbeeld aan de piano waarbij ze 100 fobieën opratelt en halverwege met een gezonde dosis zelfspot roept “en dan nu allemaal samen: het refrein!”), Bram Bakker mislukte voor mijn gevoel in een poging cabaret en hoorcollege te mixen. Het gebeurt niet vaak dat je ná een goede theatervoorstelling het bijbehorende boek leest en dat het beter is dan de voorstelling zelf. Het gebeurt mij evenmin vaak dat ik enthousiast ben over een boek vóórdat ik het al helemaal uitgelezen heb. Fragment uit “Schijtluis”; Marjolijn beschrijft haar eerste bezoek aan een psycholoog (niet Bram). “De man die me komt ophalen bevestigt al mijn vooroordelen over mensen uit deze sector. Hij draagt schoenen met spekzolen en straalt onzekerheid uit. Hoe moet ik van hem nou wat leren? Ik kan zo’n man echt niet serieus nemen. Toch helpt het me dat ik hem een beetje een sukkel vind; ik voel daardoor niet de noodzaak om indruk op hem te maken en durf voor het eerst tegen iemand anders dan mijn vriend eerlijk te zijn over mijn angst.” k wil hier even ongegeneerd reclame maken (zonder enig eigenbelang overigens). Marjolijn schrijft met bewonderenswaardige humor over angststoornissen, de symptomen, duizend en één pogingen om er iets aan te doen en het leven ermee (wat in geval van een cabaretier verrassende verhalen oplevert). Naast een autobiografisch, chronologisch verhaal wat langzaam opbouwt van “een beetje paniekklachten” tot “leven met een angststoornis”, doorspekt ze het boek met achtergrondinformatie en ervaringscommentaar van BN’ers zoals Sylvia Witteman, Ingmar Heytze en René van der Gijp. Dit levert geen warrig weefverhaal op zoals je misschien nu vreest, maar een zeer afwisselend en zelfs een beetje spannend boek. Marjolijn van Kooten schrijft over paniekstoornissen zoals Myrthe van der Meer over depressies en psychiatrische ziekenhuizen [1]: vol humor, met spanningsboog en zeer leerzaam. Ik vond het prachtig om eens een levensverhaal van een collegapatiënt van A tot Z te lezen, inclusief ups en downs, zwarte humor, voortschrijdend inzicht, ezelstenen, zelfspot, rare vriendschappen en nog raardere trekjes (zeer herkenbaar: je komt op een nieuwe plek en checkt meteen waar de dichtstbijzijnde wc is). In Schijtluis laat Marjolijn van Kooten zien hoe een paniekstoornis schijnbaar gewone levensdingen tot totaal onmogelijke bergen kan maken (overigens niet zo herkenbaar voor mij). “(…) Waar ik me onder andere zorgen om maakte is hoe ik het zou moeten aanpakken als ik de Staatsloterij zou winnen. Want achterop het lot staat: “Prijzen boven de €10.000 kunt u op het hoofdkantoor van de Nederlandse Staatsloterij op afspraak op uw rekening laten bijschrijven. Paleisstraat 5, Den Haag.” Ging ik opzoeken waar dat is. En dat is dus in het centrum van Den Haag. Waar het natuurlijk druk is. Waar de kans op een paniekaanval groot is. Bij de gedachte alleen al brak het zweet me uit. Een tijdje heb ik daarom geen Staatsloten meer gekocht, om geen risico te lopen. Voor je het weet ben je de lul.” Kortom: lees dit boek! Lezenswaardig voor collega-paniekpatiënten (20% van jullie dus), familie en vrienden van paniekpatiënten (40%?) en gewoon geïnteresseerde burgers of mensen die van humor houden (restpercentage). Te leen bij mij vanaf volgende week, daarnaast ook gewoon verkrijgbaar via de betere boekhandels [2], haar eigen website [3] en bol.com [4]: Marjolijn van Kooten - “Schijtluis” . [1] Wat, ken je Myrthe van der Meer niet??? Ze schreef twee briljante boeken die dropen van de zwarte humor over het gestoorde leven in een psychiatrisch ziekenhuis en alles wat daarbij komt kijken: PAAZ en UP. Zie www.myrthevdmeer.nl.
[2] Bijvoorbeeld Van der Velde: www.boekhandelvandervelde.nl. [3] marjolijnvankooten.nl/boek/schijtluis/ [4] www.bol.com/nl/p/schijtluis/9200000027390094/ Na mijn eerste verhaal over groepstherapie reageerde een vriendin: “ik krijg ook zin om een groep te zoeken!”. Ja, ik vertelde een enthousiast verhaal. Tijd voor een beetje nuance! Groepstherapie is niet altijd fijn, niet altijd nuttig en soms zelfs contraproductief. Dat ik zo enthousiast ben over deze groep, is omdat er allerlei stukjes kloppen. Een groep is niet zo maar een groep: de aard van het samenzijn wordt bepaald door de samenstelling (problematiek, voorgeschiedenis en mensentypes) en de vorm (frequentie, duur, doorloop, structuur). Doe mij maar dertigjarigen met angst Ik heb op dit moment een groep die precies aansluit bij wat ik nu nodig heb. Onze groepsleden hebben allemaal een probleem met angst, in tegenstelling tot een eerdere groep waar ik in zat en waarin ook allerlei andere klachten speelden waar ik niet zoveel van kon leren of mee kon doen. Iedereen in deze groep heeft ook al een individueel behandeltraject erop zitten, wat heel prettig is omdat alle problemen aan de oppervlakte al grotendeels zijn opgelost; wat overblijft zijn de diepere doorpraatproblemen. Over die problemen kunnen we goed samen praten, want we hebben allemaal ongeveer dezelfde leeftijd (25-35) en achtergrond (ik weet niet of er op geselecteerd is, maar toevallig hebben we allemaal hbo of universiteit gedaan). Hoe dan? Ook de vorm werkt goed voor mij, nu. Ik heb de neiging te vergeten wat er drie dagen geleden goed of slecht ging, maar als je tweemaal per week bijeen komt heb je niet de tijd om te vergeten en komen er sneller dingen op tafel. Het feit dat we een afgebakende periode hebben en een wisseling tussendoor, werkt voor mij ook beter dan een oneindig doorlopende groep en groepsleden die op willekeurige momenten komen en gaan. Kortom: alle reden voor mij om nu lyrisch te zijn. Maar in een andere tijd, met andere mensen... Het kan verkeren. Twee jaar geleden zat ik in een groep met mensen met heel andere problemen, met wie ik veel minder had en wat veel meer het karakter van een klassieke praatgroep had. Omdat we maar één keer per week bijeenkwamen, wist ik zelden wat er niet lekker liep in mijn leven en gooide ik soms een maandlang niks op tafel. Er zat een jongen in die moeite had om dingen gedaan te krijgen in zijn leven, en wellicht was dat ook een van de redenen waarom hij al tweeëneenhalf jaar in de groep zat, terwijl de maximumperiode eigenlijk twee jaar was. Ondanks aandringen van de therapeuten kon hij er zelf maar geen punt achter te zetten. Afvalgroep voor anorexiameisjes Allemaal eenzelfde probleem hebben kan ook averechts werken. Ik ken verhalen van anorexiameisjes die elkaar gingen opjutten en dieettips uitwisselen tijdens groepstherapie, waardoor de therapie juist de verkeerde kant op ging. Ik heb ook wel eens gehoord van depressievelingen die tien weken met elkaar opgescheept waren, allemaal alleen maar mismoediger werden en na deze (korte!) periode zich alleen maar nog slechter en falender voelden. Nee, groepstherapieën zijn niet altijd geweldig. Die van mij, nu, op dit moment, echter wel. Wordt vervolgd! TL; DR? Voor de luie lezers en beelddenkers: een schematische samenvatting van factoren die de mate van succes van groepstherapie voor jou/nu beïnvloeden ;)
Sinds dit voorjaar zit ik twee ochtenden in de week in groepstherapie en als ik dat vertel, merk ik dat veel mensen niet zo goed begrijpen hoe ze daarop moeten reageren. Is dat…fijn? Iedereen heeft een bepaald beeld bij groepstherapie. Vaak denken mensen dat het een soort buddygroep is waarin je één voor één vertelt hoe kut je leven is. Ah, dat is het dus niet. Groepstherapie is zoveel meer! Het is intervisie XXL, het is mijn privé Big Brother, het is een laboratorium voor de werkelijkheid, het zijn anonieme mensen die jou door en door kennen. Vandaag neem ik jullie mee in de wondere wereld van de groepstherapie, en aangezien die in totaal 8 maanden duurt, vermoed ik dat dit een sequel gaat worden. What happens in the group...
Tja, waar te beginnen? Dat is een uitdaging: ik mag namelijk niks vertellen over de mensen. “What happens in the group, stays within the group”. Daarom zal je mij geen namen, beroepen of woonplaatsen horen noemen en zal ik vaak ieder lid met "hij" aanduiden. Gelukkig blijft er een boel over wat, zelfs in geanonimiseerde vorm, prachtig vertelvoer is. Beginnen bij het begin Allereerst: wat gebeurt er als zo’n groep bij elkaar komt? Nee, het is dus niet het idee dat we stomweg het rijtje afgaan en dat ieder even iets moet vertellen. Erger nog: er is geen structuur! De enige structuur is de lengte van de sessies: we beginnen om strak negen uur ’s ochtends en om half elf zegt één van de therapeuten “het is tijd, we stoppen hier voor vandaag”. Dinsdagochtend, negen uur, geen koffie (want dat leidt af). Daar zit je dan, met zijn achten plus twee therapeuten in een cirkel van plastic stoelen. Wie begint er met iets te vertellen? Vaak is er wel iemand die iets op zijn hart heeft, iets wat hij heeft meegemaakt of wat hij gewoon kwijt moet. Soms is er een tijdje een stilte, en dat is minstens zo interessant: waarom is het stil? Wil niemand iets delen, wie is er bang, wie leeft in een roes en denkt niet na? Enzovoorts. Luister jij naar je moeder of naar je vrienden? Het idee van de groep is niet dat je alleen vertelt wat je dwars zit; het echte gedeelte start pas nadat je er iets uitgegooid hebt. In feite is groepstherapie één groot sociaal experiment, dat welliswaar begeleid wordt door twee therapeuten, die het liefst zo min mogelijk ingrijpen. Als iemand ergens over begint, gaan de anderen vanzelf vragen stellen. Bijvoorbeeld “Wat zei je partner/collega/klasgenoot toen je dat vertelde?”, “Waar was je dan bang voor, wat zou er kunnen gebeuren als je...?” of “Je zegt nou wel dat het goed afliep, maar je kijkt nog best wel boos. Wat zit daar nog?”. Kortom, er wordt af en toe flink diep gegraven en eigenlijk zit je er niet met twee, maar nog zeven andere therapeuten. Het voordeel van buddy’s die commentaar leveren in plaats van professionele therapeuten met wie je een één-op-één-gesprek hebt, is dat je soms sneller iets aanneemt van een collega-ervaringsdeskundige dan van een therapeut die jou vanuit een professioneel en gezond perspectief bekijkt. Vergelijk het met je moeder die vindt dat je vroeger naar bed moet, of je sportvrienden die bezorgd zeggen “zou je niet wat meer moeten slapen”. Sociaal laboratorium De gesprekken met je groepsgenoten zijn in de eerste plaats dus een soort intervisiegesprekken; nuttig, kan ik iedereen aanraden. De tweede en de derde laag zijn het echter nog veel meer waard! De groepstherapie is in feite ook een sociaal laboratorium, waar je interacties kan analyseren en waar je kan experimenteren met gedrag. Een voorbeeldje: een veel gestelde vraag tijdens onze sessies is “Hé, hij zei net iets en toen leek er iets bij jou te gebeuren. Wat was dat?”. Ja, ga dan maar eens naar jezelf kijken. Ja…ik was geïrriteerd. Maar waarom eigenlijk? Heel vaak zijn er sociale patronen, vaste reacties, gewoontes, intuïties en allergieën waar je je helemaal niet bewust van bent maar die met je hele leven verweven zijn. Tijdens de groepssessies komen deze patronen gegarandeerd een keertje naar boven en duiken we vervolgens de diepte in. Een andere veelvoorkomende vraag is “Waar denk je dat dat vandaan komt? Heb je vroeger iets meegemaakt waardoor je nu…?”. Afschuwelijk afgezaagd om iedere keer weer naar je jeugd of je vorige relatie terug te keren, maar ja: clichés zijn clichés omdat ze nou eenmaal vaak een kern van waarheid hebben. De derde dimensie Er zit nog een derde dimensie aan het sociale proces. Dat er geen structuur is, betekent ook dat je automatisch groepsprocessen krijgt. Naar wie wordt altijd geluisterd en wie durft zich nooit uit te spreken? Wie overschreeuwt de rest, wie verzwijgt zijn problemen en wie is de klokkenluider? De sessies gaan letterlijk over ruimte nemen: als het al 89 minuten over anderen gaat maar jij zit ergens heel erg mee, trek je dan je bek open voor de tijd om is of hou je het binnen? Hoe ga jij eigenlijk met anderen om? En ook daarmee kan je experimenteren. Ga maar eens proberen om in de groep vaker naar anderen te vragen, tien seconden je mond te houden of je echte gevoelens uit te spreken. Oh, ik zou hier nog uren over door kunnen vertellen! Wordt vervolgd dus… Alweer een tijd geleden vroeg Elisabeth mij of ik een gastblog wilde schrijven. Na een volmondig “ja” zijn er inmiddels toch zeker 4 maanden verstreken. In de tussentijd had ik wel ideeën, maar veel verder dan een paar zinnen ben ik nooit gekomen. Een week geleden overleed mijn oma en ondanks dat ik niet echt goede band met haar had, is juist haar overlijden de aanleiding tot de ervaring die ik met jullie wil delen. Ik schrijf dit niet enkel om te delen (al staat de overtuiging: “delen is helen” hoog op mijn lijstje), maar misschien ook wel een beetje om de chaos aan gedachten in mijn hoofd te structuren. De spiegel liegt niet
Structuur is ook wel hét woord om mee te beginnen. Structuur, perfectionisme & controle: de woorden die passen bij het 16-jarige meisje met Anorexia Nervosa dat ik was. Nauwelijks eten, maximaal bewegen en altijd voldoen aan de regels die ik aan mezelf stelde. Nooit goed genoeg zijn en de lat altijd weer iets hoger leggen met school, beweging, sociale contacten. Met alles eigenlijk. Wanneer de weegschaal mijn persoonlijke streefgewicht aangaf mocht (lees: MOEST) het nog net wat minder. De spiegel liegt immers niet en laat toch duidelijk het beeld zien van een meisje met een normaal figuur. Mezelf opmeten door het rondje tussen duim en wijsvinger rond mijn bovenarm te doen en dan nog steeds datzelfde mollige meisje in de spiegel zien. En dat alles met het idee dat ik de boel nog helemaal onder controle had. Totdat ik besefte dat ik de controle helemaal kwijt was. Natuurlijk had mijn omgeving dit allang door, maar ook zij stonden met hun rug tegen de muur… Familiepatronen Inmiddels een goede 9 jaar later sta ik met mijn ouders en broertje rond de kist van mijn oma. Er gebeurt van alles. Mijn moeder en broertje huilen, mijn vader staat ernaast en ik voel het aloude gevoel terugkeren: “ik moet sterk zijn en moet er voor iedereen zijn”. Ik voel dat ik het liefst zelf zou verdwijnen om de anderen alle ruimte te geven. Ik voel hoe ik verhard en mezelf groot hou, hoe ik mijn broertje ondersteun en tegelijkertijd mijn ouders draag. Ik voel het verdriet van mijn moeder en broertje en vraag me af waar het mijne is gebleven. Tegelijkertijd neem ik het mezelf kwalijk dat ik niet kan huilen om mijn oma, die, hoewel soms op een ongepaste en niet goed afgestemde manier, zielsveel van ons hield. Nadat we echt afscheid hebben genomen en mijn oma hebben begeleid tot het moment dat ze de oven in is gegaan, rijden we gevieren naar Bilthoven. Langs het oude huis van mijn oma en opa, waar ik ook nog een periode heb gewoond. Een periode waarin ik totaal niet lekker in mijn vel zat en de combinatie van een blessure en een heftige stage van alles bij mij triggerde. Eenzaamheid. Een hoge druk op mezelf. Het alleen willen of moeten doen. Onrust. Terug naar het verleden De dag na de crematie sta ik gebroken op. Ik zie op tegen de dag die volgt, waarin ik ’s avonds naar het huis van mijn ouders zou gaan. Mijn moeder heeft gevraagd of ik kom helpen. Ze heeft verschillende vriendinnen uitgenodigd om te komen eten, omdat we de crematie in besloten kring hebben gedaan. ’s Ochtends belt ze me op of ik zin heb ik koffie in de stad. Ik zeg “ja”, omdat ik aan haar stem hoor dat ze behoefte heeft aan aanspraak. Als we samen in de stad zitten, voel ik dat ik niet de energie heb om er te zijn. We zitten naast elkaar en praten over koetjes en kalfjes, terwijl we beide in “ons hoofd” zitten. ’s Middags klim ik wat routes en besef me dat ik ’s avonds helemaal niet naar huis wil, dat dat de laatste plek is waar ik wil zijn. Alles daar brengt me nu terug naar de tijd waarin ik me verschrikkelijk heb gevoeld. Ik besef dat de laatste dagen oude patronen in ons gezin hebben bovengebracht, waarbinnen ik niet weet wat ik met mezelf aan moet en hoe ik me staande moet houden. Mijn gedachtes zijn overal en nergens en ik bedenk allerlei uitvluchten. Ik voel dat ik op slot zit, maar heb tegelijkertijd zoveel behoefte om me te uiten. Ik heb de sterke behoefte om me op allerlei andere manieren uit te drukken, omdat praten me niet lukt. Ik schrik van mijn eigen gevoelens, maar voel tegelijkertijd het 'oude genoegen' dat ik dit zo voel. De vertrouwde emotionele rust na de fysieke uitputting en pijn, met het zwarte idee dat dít is wat ik waard ben. Zijn met wie je was Op het moment dat ik de achterdeur van het huis van mijn ouders, het huis waar ik tot mijn 18e heb gewoond, open doe, breek ik. Ik kan het niet langer inhouden en er komt een stortvloed aan tranen uit. Mijn moeder is overrompeld en probeert me te ondersteunen. Ik geef aan dat ik er niet bij zal zijn die avond, dat ik er niet kan en wil zijn. Ik voel dat ik haar hier pijn mee doe, maar tegelijkertijd lucht het intens op. In eerste instantie probeert ze de mist aan gedachtes uit mijn hoofd te praten, maar uiteindelijk laat ze het gaan en kan ik me letterlijk en figuurlijk terugtrekken in mijn eigen wereld. De volgende ochtend word ik een stuk lichter en rustiger wakker. Ik besef me dat het overlijden van mijn oma niet alleen een verlies is, maar dat ze me met haar overlijden misschien ook wel een grootste cadeaus heeft gegeven. Ze heeft me de kans gegeven om patronen te doorbreken die mij een tijdje in hun ban hebben gehouden. Ze heeft me de kans gegeven om een stukje af te sluiten, zonder dat ik hiervoor terug heb hoeven grijpen op patronen die mij een periode hebben helpen overleven. Ik hoef niet meer dat 16-jarige meisje van toen te zijn, maar ben de 25-jarige dame die ik nu ben mét haar verleden, kwetsbaarheden en kracht. Katinka “Ach jij kan toch alles eten zonder aan te komen?” Herken je deze uitspraak – omdat het tegen jou gezegd wordt, of omdat je iemand bent die zoiets vaak tegen je dunnere medemens zegt? Toen ik afgelopen week begon met mijn taartdieet omdat ik na een buikgriep, stress en sporten mezelf te licht vond, kreeg ik dit vaak te horen. Te vaak – want het is niet waar. 20 kg in 1,5 jaar Ik weet dat ik voor de maatstaven van een gemiddelde Nederlander niet mag klagen (en voor een gemiddeld Afrikaans hongerkindje al helemaal niet natuurlijk). Een beetje meer nuance kan echter geen kwaad, voor mij en voor een boel andere “slanke” mensen. Ik ben niet slank omdat ik alles kan eten en ook niet omdat ik superveel sport. Met gemiddeld 2x klimmen en 1x yin yoga per week ben ik geen topsporter en verbrand ik niet idioot veel calorieën. Wat het wel is? Ik leef gezond, en dat is minder gewoon dan het lijkt. Er is een periode in mijn leven geweest dat ik wél veel vetjes kweekte. In 1,5 jaar tijd kwam ik 20 kilo aan. Ironisch genoeg was dit juist de periode van mijn leven dat ik megaveel sportte. En at. Tegelijkertijd was het ook juist deze periode die er voor zorgde dat ik er nu zo gezond bij loop. Laat me uitleggen wat er gebeurde, want het is iets wat iedereen kan overkomen en wat een enorme impact op je leefpatroon kan hebben als je geen mazzel hebt. Start: 48 kg (zie foto 1) Ik was 17 en vlak voor mijn eindexamen overleed mijn vader. Een intense tijd, waarin plots nog een paar mensen in mijn omgeving overleden en waarin ik in één huis leefde met mijn moeder die door de rouw weinig eetlust had. Toen ik dat najaar tijdens een conditietraining op de weegschaal stond, bleek ik 48 kilo (BMI = 16,6 = ondergewicht) te wegen. De stress had letterlijk aan me gevreten. Na een paar maandjes ging ik op kamers wonen en het leven ontdekken, en daarmee veranderde veel. Alle dingen waar eerstejaars tegenaan lopen, maakte ik ook mee natuurlijk: hoe het is om te koken voor één persoon, hoe lang je met een rol koekjes doet als je elke dag eentje neemt, maar ook dat je rustig de halve koektrommel leeg kan eten zonder dat iemand er iets van merkt of zegt. Ik woonde in Haren en sportte 3x per week aan het andere eind van de stad en fietste ‘s avonds drie kwartier naar huis. Thuisgekomen was ik uitgehongerd en ging ik tegen alle wijze lessen in flink koekjes of ander lekkers bunkeren voordat ik naar bed ging. Intens leven “Een beetje ADHD is soms wel handig” betekende dat ik door de week met vijf uur slaap per nacht toe kon en daarnaast vrolijk sportte, studeerde en sociale dingen deed (bier!). Eten was ook simpelweg nodig om het motortje te blijven laten draaien. Daar bovenop begon ik te ontdekken wat voor lekkers er allemaal in de wereld was en gaf me daaraan over. Achteraf gezien zou je misschien zeggen dat het ook een manier was om niet bij verdriet stil te staan – ik leefde daarentegen heel hard. Heel intens. En dus ook met intense eetbuien. Misschien was dit de psychische verklaring; misschien was het ook gewoon een periode waar iedere student doorheen moet en die bij de een extremer uitpakt dan bij de ander; de exacte verklaring maakt niet zoveel uit. Afijn, veel bier en koekjes en ongeveer anderhalf jaar later, woog ik 68 kilo (zie foto 2). Geheel gezond volgens de Body Mass Index, wel ongezond veel als je bedenkt hoe weinig ik hoe kort daarvoor nog woog. Mensen begonnen er opmerkingen over te maken. Deels positief, want van schriel voetbalmeisje was ik getransformeerd in een gespierde klimdame met wat meer vrouwelijke rondingen. Anderzijds meldden zowel familie, vrienden als postbodecollega’s, voorzichtig maar met een duidelijke ondertoon, dat ik “wat gevuldere wangen begon te krijgen” en “wat aangekomen was de laatste tijd?”. Ik besloot het roer om te gooien, want zo wilde ik niet door gaan. 1x pizza per week
Uiteindelijk heb ik nooit heel rigoureus gedieet, maar ben ik structureel gezonder gaan eten. Wie mij een beetje kent weet dat ik een koektrommel op kantoor heb, zodat ik een paar keer per dag één koekje neem en niet de hele dag droom van een stroopwafel er dan twee neem. Mijn neefjes zijn jaloers omdat ik 1x per week pizza (of patat) probeer te eten. De rest van de week eet ik “normaal”, met relatief veel groente, weinig vlees, weinig saus. Doordat ik veel sport en filmhuisfan ben, zit ik zelden met chips voor de tv. Als overblijfsel van mijn vroegere lactose-allergie hou ik niet van melkchocola, roomijs en slagroom, maar wel van bananen en pure chocola. De koekjes na het klimmen heb ik vervangen door een appel [1]. Ik heb het geluk gehad dat mijn gewicht nooit echt helemaal uit de klauwen gelopen is en dat ik een manier vond om het weer stabiel te krijgen. Het kan ook heel anders uitpakken. Ik heb vrienden met anorexia, boulimia en “gewoon” frustrerend overgewicht [2]. Volgens mij kent eigenlijk iedereen wel iemand met eet- of gewichtsproblemen, al weet je heel vaak niet hoe iemand zich voelt bij zijn gewicht of gewoontes. Ik heb mazzel gehad dat ik mijn manier gevonden heb. Eten helemaal loslaten kan ik echter nooit meer: ook ik heb mijn leefregels nodig om stabiel te blijven. Hoe zit dat met die taart? Bij die leefregels hoort ook dat als ik teveel afval door teveel stress of ziekte, ik weet dat ik even kunstmatig wat extra moet eten om weer op goed gewicht te komen. Licht zijn is weliswaar handig voor klimprestaties, maar ik geloof ook dat het niet goed is voor je afweersysteem om geen reserves te hebben en in de winter is het gewoon vervelend koud zonder vetlaagje! Daarom ben ik dus even op taartdieet, om op een lekkere manier weer terug te komen op mijn basisgewicht – en dan ga ik weer gezond leven met wekelijks pizza en verder geen gekke dingen. Veel slanke mensen zullen dit verhaal wellicht herkennen. En helaas zullen er onder hen ook veel mensen zijn die er issues mee hebben. Er is zoveel wat we niet van elkaar weten en jammer genoeg is het zo makkelijk om een oordeel eruit te flappen. Ja, ik eet tijdelijk veel taart en zie er toch slank uit. Nee, dat gaat dus niet vanzelf. Bij bijna niemand niet. [1] Appel heeft als voordeel dat het je snelle suikers geeft om thuis te komen, de dorst lest en een vol gevoel geeft, waardoor ik daarna geen trek in andere dingen meer heb. Bovendien slaap je na een appel ook beter dan na een suikerbom. [2] Ik denk nog vaak aan de vriendin die fanatiek SonjaBakkerde, elke dag al haar eten afwoog op de weegschaal en toch kilo’s aankwam door een combinatie van meer aanleg tot aankomen en haar rebounddagen waarop ze én pizza én ben & jerry’s en m&m’s bunkerde – terwijl ik met mijn 1-pizza-per-week-regime afviel. Stel, een vriendin vraagt of je je verhaal wil vertellen voor een groep van 50 studenten. Wat zeg je? Ik zei ja.
Het leek me een mooie manier om iets terug te doen voor alle hulp die ik zelf gekregen heb, en een mooi idee om daarmee een toekomstige generatie hulpverleners (en patiënten) op weg te helpen. Dus zat ik vorige maand een dagje op school in Den Bosch. Tijdens zo’n gastcollege proeven de studenten de realiteit in plaats van alleen uit boeken en documentairefilmpjes te leren over mensen en hun problemen. Bedenk zelf maar: je weet bijvoorbeeld waarschijnlijk wel wat waanbeelden zijn en hebt er een bepaald beeld bij, maar het is heel anders wanneer je opeens iemand ontmoet die ze daadwerkelijk heeft. Ik wilde de studenten laten zien hoe het is om een paniekstoornis te hebben. Daarnaast hoopte ik misschien stiekem ook wel op een beetje psychiatrie-emancipatie: laten zien dat je met een stoornis niet compleet gestoord bent. Dat hun toekomstige patiënten soms 95% van de tijd hele normale mensen zijn met goed functionerende levens. Het ging niet alleen maar om vertellen: we nodigden de studenten uit om alles te vragen wat ze maar wilden. Vragen die ze later nooit aan een patiënt zouden kunnen stellen, maar die ze wel nodig hebben om te begrijpen wat er gebeurt en om oplossingen te bedenken voor hun toekomstige problemen. We hadden afgesproken dat ze alles mochten vragen wat ze maar willen en dat ik mocht kiezen als ik iets niet wilde beantwoorden – maar zulke vragen zaten er niet eens bij. Ze stelden topvragen, sommige waarvan ik zelf ook nooit had bedacht dat andere mensen daarover zouden denken. Of ik geen alcohol dronk bijvoorbeeld. Ik dacht dat de vragenstelster (het waren uiteraard 90% SPH-vrouwen) bedoelde vanwege mijn medicijnen en of ik dat als niet jammer vond op feestjes – maar nee, ze vroeg het met het oog op dronken en misselijk worden en paniekaanvallen krijgen! Nog zo eentje: of ik later kinderen wilde. Tja, die zwangerschapsmisselijkheid hè? En zo nog veel meer. Ik heb hun een hoop eyeopeners bezorgd, maar zij mij ook. Ik kwam er achter dat ik de meest basale vraag het slechtst kan beantwoorden: wat gebeurt er dan precies, als je een paniekaanval krijgt? Mijn hakkelende antwoord daarop heeft ze niet echt geholpen denk ik. Daar moet ik nog even op oefenen voor volgend jaar. Dan zit ik er hopelijk weer! Het afgelopen half jaar heb ik hard gewerkt aan een gezond en gebalanceerd leven. Niet omdat ik een topsporter wil worden, maar omdat ik mijn 70e wil halen zonder al teveel emotionele achtbanen. In mijn geval, met een paniekstoornis, betekent dat dat ik een aantal dingen moet aanpassen, moet blijven opletten en sommige dingen niet moet doen. Saai? Integendeel. Migraine Vergelijk het met iemand die snel last heeft van migraine, of iemand die niet tegen alcohol kan: als je zo in elkaar zit, wéét je dat teveel stress of gezellige biertjes z’n weerslag zal hebben. Je kan een leuk leven hebben als je er gestructureerd rekening mee houdt. Doe je dat niet, dan verveel je jezelf en je vrienden met heel veel hoofdpijn en gezeur. Bij mij gaat het ongeveer net zo. Het lijkt eigenlijk best wel op migraine; als ik teveel stress heb of me slap voel, wordt ik vatbaarder voor paniekaanvallen en angstgedachten. Ik begin er meer en meer achter te komen wat ik wel of niet moet doen, welke voorzorgsmaatregelen ik moet nemen en wat ik moet doen als ik merk dat ik al een stap te ver ben gegaan. Het betekent dat ik regelmatig probeer te leven, dus goed letten op mijn slaap- en eetritme, voldoende bewegen, voldoende buitenlucht, een dagboek bijhouden en yoga. Het betekent rekening houden met het plannen van vakanties, bijvoorbeeld dat ik altijd een slaapplek voor mezelf moet hebben en een escape-optie voor als ik me niet lekker voel. Het betekent stress vermijden en rust inbouwen. Echt niet saai? Ja, af en toe een biertje afslaan alhoewel het nog zo gezellig was, dat is soms jammer. Ik weet wat de prijs is voor teveel bier of te weinig nachtrust en dat voelt zwaarder dan een kater, dus reden genoeg om het niet te doen. Verder is het het tegenovergestelde van saai: het geeft me juist een kick als ik merk dat ik verstandig bezig ben en zonder kleerscheuren toffe dingen kan doen. Zoals nu, twee dagen na het NSKB [1]. Ik heb van tevoren een dagje vrij geregeld. In tegenstelling tot mijn studerende commissiegenoten heb ik vandaag heerlijk uitgeslapen en een paar uurtjes gewandeld. Lekker meditatief en fijn om een beetje te bewegen en buitenlucht te snuiven. Leef met mate, geniet optimaal Gezond leven klinkt als een heleboel dingen niet doen, maar dat is het juist niet. Ik leer elke dag, elke week hoe ik daarentegen allerlei dingen wel kan doen. Leef met mate, geniet optimaal. Gezond leven betekent ook niet dat ik geen stressvolle dingen mag doen – ik moet er alleen even drie keer over nadenken hoe ik ze aanpak. Neem het NSKB. Een evenement voor 140 deelnemers, inclusief gasten en vrijwilligers 200 monden die gevoed moeten worden, 7 maanden voorbereidingstijd en dat alles resulteert in één dag knallen. Een goed plan in een stress-arm dieet? Die vraag heb ik meermaals gekregen en meermaals ook aan mezelf gesteld. Bijna altijd kwam ik uit op ja, mits je het goed aanpakt. En dat heb ik (meestal) gedaan, denk ik. Duurzaam plannen Stressvolle dingen doen kan als je ze een beetje met beleid aanpakt. Zo ruimde ik bijvoorbeeld serieus tijd in voor dit vrijwilligerswerk. Mijn motto is: “ik werk 4 dagen op kantoor en dus is er 1 dag over voor andere activiteiten”. In deze periode heb ik dan ook mijn vrijwilligerswerk als kliminstructeur laten liggen. Mijn andere tijdmaatregel was om de dag voor en de dag na het NSKB-weekend verlof te nemen om optimaal [2] te herstellen – wat niet weglaat dat ik er van uit ga dat ik hier nog een week van moet bijkomen, dus ga ik lekker op halve kracht sociaal doen deze week. Slik als het nodig is In de week voorafgaand aan het NSKB had ik moeite met slapen: ondanks al mijn rustige-avond-truukjes bleef mijn hoofd maar stug doorwerken. Op dat moment maakte ik de afweging: doorgaan met slecht slapen en daar de slechte vruchten van plukken, of medicatie slikken die voor dit soort momenten bedoeld is en me een lichte kater op gaat leveren. Ik zeg niet dat je altijd zomaar pilletjes moet slikken – dit is voor mij een uitzondering. Eentje die ik noodzakelijk acht in het grotere plaatje. Dat ik de week zonder heftige paniekaanvallen doorgekomen ben beschouw ik als een bevestiging van de juistheid van die inschatting. Hou je geluk in eigen hand Tijdens de NSKB-dag zelf hield ik rekening met m’n eten; ik had bijvoorbeeld een bakje noedels mee, zodat ik goed gevoederd en volledig onafhankelijk van andere factoren was om de avond te overleven (supertip van Veerle!). Tussen de middag had ik een uurtje slaap ingepland, inclusief alle noodzakelijke voorwaarden: een rustig plekje waar niemand kwam, telefoon uit, vreantwoordelijkheden overgedragen (Jorn: “Nu snap ik waarom Eli het zo druk heeft steeds”), matje en slaapzak geleend (dankje Elsa), muziekje in m’n oren tegen de achtergrondruis. Ik heb niet geslapen, maar het hielp wel. Bij mijn muziek ben ik thuis. Stop op je hoogtepunt Tot slot besloot ik het feestje niet af te maken; na de finales (nou ja, na het opruimen – om middernacht dus) besloot ik heel saai naar huis te gaan. Ik wilde nog wel feesten, maar dat was teveel geweest. De dag had me genoeg gesloopt en genot opgeleverd. Count your blessings. Maak van je valkuil je talent Dat is ook het gevoel dat achteraf bij mij overheerst. Wat gaaf dat we zo’n groot evenement hebben kunnen neerzetten waarvan zoveel mensen hebben kunnen genieten en dat het bijna [3] allemaal goed liep! Sommige mensen hebben een talent dat ook hun valkuil is, maar bij mij werkte het omgekeerd: mijn non-stop nadenkende hoofd was voor een dagje niet onhandig, maar buitengewoon praktisch. PS: Vond je dit verhaal leuk? Misschien vind je deze dan ook leuk: Better than chocolate: 9 elementen van lekker leven. [1] Nederlands Studenten Kampioenschap Boulderen. Zie www.nskb.climbing.nl
[2] Leerpuntje van afgelopen jaar: bijkomen doe je niet in één dag. Daar heb je meer tijd voor nodig. [3] Afgezien van…een foutje bij het bestellen van de shirts, problemen met het verwerken van de kwalificatiescores zodat de finale ruim een half uur uitliep en een in mijn perfectionistische ogen nogal chaotische prijsuitreiking. Maar ach, 140 blije gezichten op de foto's, daar doe ik het voor. Vorige week stonden kranten en social media vol met twee onderwerpen: de zogenaamde vluchtelingenvloed en de zelfgekozen dood van Joost Zwagerman. Ik heb me niet verdiept in de duizenden beschouwingen over Joost Zwagerman, maar wel her en der weer oproepen gezien dat we meer over depressies en suïcidale gedachtes zouden moeten praten. Zet daarnaast het nieuws van mensen die de hel achter zich laten en een dak boven hun hoofd zoeken, maar in plaats daarvan een hek tegenkomen. Of mijnen. Of scheermesdraad (wtf?). Het zijn twee onderwerpen die me bezig houden. Kan je zorgen voor je naasten? Ik heb met de paplepel ingegoten gekregen dat je dat moet doen. Demonstreren voor een betere wereld, vrijwilligerswerk doen, goede doelen steunen. Later leerde ik dat zorgen voor je naasten niet alleen ver van je bed maar net zo goed dichtbij moet gebeuren: een luisterend oor bieden voor wie dat nodig heeft, soms alles wat je in je handen hebt laten vallen en naar iemand toe gaan, simpelweg er voor iemand zijn. Ik vind het bizar hoeveel er bezuinigd wordt op de zorg in Nederland. Ik vind het nog bizarder dat er letterlijk een hek om Europa gebouwd wordt. Dat we ons zorgen maken om die paar duizend mensen die hopen op een beter leven. Gelijk hebben ze, wie zou er niet een beter leven willen als je uit armoe, oorlog of onvrijheid komt? Toevallig had ik het twee weken geleden nog met mijn schoonzus over de luxe die we hebben. Niet in het licht van de vluchtelingen – we hadden het over de onrust in mijn hoofd, en hoe die eigenlijk ook een teken is dat mijn leven verder heel goed is. “Als je op de vlucht bent voor een leger heb je geen tijd om je niet lekker in je vel te voelen”. Pas als je basisbehoeften (eten, slapen, beschutting) gegarandeerd zijn, krijg je de ruimte om je rot te voelen. Dat is niet een luxeprobleem, dat is eenvoudigweg een gevolg van prioritering van je problemen. Ik moet het soms voor mezelf herhalen, als ik in paniek raak om iets kleins en mezelf op mijn kop wil geven dat er veel ergere problemen zijn in de wereld. Maar dat is onzin. Iedereen heeft zijn probleem: dat wat jij meemaakt, is voor jou het ergste. Als voorbeeld vertel ik graag een verhaal van tijdens mijn eerste zomerkamp [1] als kind. Op dag 1 van het kamp barstte een meisje in tranen uit en choqueerde iedereen door te vertellen dat ze al jarenlang mishandeld werd. Best wel een probleem. Toen de kampweek al over de helft was, stortte het meisje in dat alle dagen al zo stil geweest was. Ze zag er zo tegenop om weer naar huis te moeten, omdat haar ouders zulke hoge verwachtingen van haar hadden en haar tot het uiterste dreven. Wie troostte haar het best? Juist, het mishandelde meisje. Ze had niet een erger probleem: ze hadden allebei een probleem wat voor hun het ergst erin hakte - hun eerste prioriteit probleem. Joost Zwagerman had ook een probleem: hij was ongeneeslijk ziek [2]. Ik kan me heel goed voorstellen dat je niet kan leven met zo’n probleem. Natuurlijk, er kunnen altijd mogelijkheden zijn om het leven dragelijker te maken als je grote problemen hebt. Er zijn ook vaak mogelijkheden waar je zelf niet aan gedacht hebt, en daarom is het inderdaad zo enorm belangrijk om te blijven praten. Helaas is dat niet altijd mogelijk. Je kan niet alles oplossen door te praten en soms heb je gewoon de pech dat iemand iets doet vanuit een opwelling. Als iemand vanuit een probleem handelt, zoals Joost Zwagerman, dan heb ik daar wel respect voor. Het is een pijnlijk afscheid voor wie hem lief hadden, maar het was waarschijnlijk minstens zo pijnlijk voor hem. Soms willen we vluchten. Het beste wat we kunnen doen is proberen elkaar te helpen, liefst nog voor het probleem zijn hoogtepunt bereikt. Voor elkaar te zorgen, er voor elkaar te zijn en de omstandigheden dragelijker te maken. Voor je medemensen dichtbij en ver weg, voor ieder probleem dat er nou eenmaal is. [1] De meest geweldige zomerkampen voor alle kinderen van 11 tot 21 jaar. Zie www.akckampen.nl. [2] Zie bijv. www.nrc.nl/next/van/2015/september/10/ziekte-van-bechterew-joost-zwagerman-was-ongeneesl-1532623. Naschrift voor wie meer van daden dan van woorden houdt:
Trip report Hier moest eigenlijk een gaaf & gezellig verhaal staan over mijn avonturen met Marit. Het verhaal begon ongeveer zo: er waren eens een sportklimmer en een alpinist die elkaar halverwege tegenkwamen en mooie multipitches gingen maken. Immers, sinds ik vrolijk nutjes legde in een multipitch en sinds Marit haar eerste 7a klom in Zwitserland, mogen we elkaar niet meer 100% het één of het ander noemen. In de basis zijn we dat natuurlijk wel, en daarmee dachten we een gouden team te zijn. Ware het niet dat we iets vergaten. Of eigenlijk: ik was iets vergeten. Ondanks dat ik al jaren een mooie vakantiepaklijst heb [1], was ik vergeten mezelf goed mee te nemen. Dus ging er een verborgen koffertje vol emoties mee. En daar kwamen we helaas pas in Zwitserland achter. Klimmen in een hittegolf De vakantie begon veelbelovend, Roel en ik namen zelfs een dagje eerder vrij om niet tegelijkertijd met de wielrenners [2] Utrecht te verlaten en we cruisten comfortabel in onze airco-auto naar de Frankenjura. Ondanks een avondtemperatuur van 29 graden (om 22u!), de eerste twee vlekken op mijn broek en het ‘er in laten vallen’ van de lont van de olielamp, waren we goed gemutst. Het was immers vakantie! Daarna volgenden vier tropische dagen: drie waarbij het kwik boven de 35°C kwam en een ijstijddagje met slechts 28 graden. Uit het verleden weet ik dat ik altijd een dagje moet wennen aan warmte, dus verklaarde ik zaterdag dat ik überhaupt niet hoefde te klimmen - een beslissing die Hans & Roel om half negen ’s avonds besloten te volgen. De volgende dag gingen we, geheel tegen mijn principes maar dit toont de ernst van de situatie, ’s ochtends klimmen. Laat in de avond klommen we nog een routetje met Mathieu erbij. Was het gisteren nog leuk om overdag een beetje te chillen en te lezen, deze tweede warme dag trok ik mentaal en fysiek al moeilijker. Na een onweer waarbij de hemel emmers water op onze tent gooide was het maandag wel te overleven. Dag vier was, zoals wij het als kinderkampleiding [3] altijd noemden, “breekdag”. Breekdag Hollanders [4] die we zijn, besloten we op deze rustdag op het heetst van de dag het pittoreske Bamberg te gaan bekijken. Na net wat te lang rondslenteren onder de onontkoombare hittedeken ging bij mij het knopje uit. Ik kon letterlijk geen pap meer zeggen. Om een lang verhaal kort te maken: combineer een gehaast vertrek van werk en stress die later loskomt, een lichamelijke klap van de warmte en een overgevoeligheid voor niet-lekker-in-je-buik-voelen en je hebt mijn recept voor een implosie. De eerste vakantieweek leefde ik in het moment: als het goed ging was ik blij met de boys op pad, als het niet goed ging borrelde de onrust overal, netto was het wel oké. Blijkbaar moest ik nog eens 400 km rijden en in het gezicht kijken van mijn lieve buddy voordat ik echt in stukjes kon breken. Wat ik dus ter plekke deed op het station van Sargans. To berg or not to berg Die avond reden we door naar onze doelbestemming in Oost-Zwitserland om een nacht onder de sterren door te brengen met een prachtig berguitzicht, een wandel- en chilldagje en een nacht die bruut verstoord werd door een toeterende boze boer en een bijbehorende bende koeien. De dag daarop scheidden onze wegen: ik wilde tot rust komen, liefst in het liefelijke Frankrijk, zonder ook maar iets te hoeven doen – Marit wilde bewegen, liefst in haar geliefde bergen. Qua energielevel en logistiek waren onze gevoelens onmogelijk te combineren. Tranen. Een paar honderd kilometer later lag ik op een rotsblok in Fontainebleau [5]. Ook daar heb ik, geheel tegen gewoonte, niet geklommen. Ik heb wat gelopen, veel gelegen en vooral heel veel gedacht en gevoeld. Een vakantie als deze is zo’n zeldzaam moment van inzicht, die je even met beide benen op de grond plaatst, stil zet en om je heen doet kijken. Wat doe ik met mijn leven, waarom gebeurt dit, wat doe ik met de mensen om mij heen, wat zou ik anders moeten doen? Zo’n vakantie is een les in nederigheid en bewustzijn. Een les in voelen en er naar handelen. Een les van 2953 kilometer. Hopelijk rij ik ze de volgende keer weer om samen met Marit mooie routes te doen. Maar nu eerst, aan de slag met de nieuwe losse eindjes. [1] Erg praktisch wanneer je klimmaatje in Groningen woont, jij in Utrecht, en je wil samen met voldoende materiaal naar de Ith. En overigens ook wanneer je andere klimmaatje in Stuttgart woont en je met beperkte bagage naar Zuid-Frankrijk gaat vliegen. [2] Zaterdag 4 juli vertrok er een of ander wielerwedstrijdje uit Utrecht en die hadden voorrang op de auto’s… [3] Je kinderen laten ervaren wat zo'n breekdag is? De allerbeste vind je op www.akckampen.nl. [4] Hier blijkt dus duidelijk dat Hans na al die jaren in Stuttgart nog steeds een echte Hollander is. [5] Wat, weet je niet wat dat is? Dat is de grootste meditatieve speeltuin voor volwassenen in West-Europa. Sfeer-impressie: https://www.youtube.com/watch?v=eGNrjDXmuOs. |