Mijn vader had een bijzondere oom: Oom Jan. Voor mij was Oom Jan ongeveer even fascinerend als Oom Willibrord van Jan Terlouw of een willekeurig personage van Roald Dahl. Een oom die in principe een gewoon mens is maar met wie je altijd in ongewone avonturen belandt. Zo’n oom die op verjaardagen onverwachts kan binnenvallen, midden in de winter bruinverbrand of ’s zomers met een exotische outfit waar de verhalen vanaf springen. Een oom die een beetje detoneert in serieus gezelschap maar die jou regelmatig serieuze levenslessen leert. Ik heb Oom Jan nooit ontmoet. Mijn vader en een deel van zijn broers en zussen zijn reeds dood of worden oud, dus op het spoortje verhalen in mijn hoofd na, vallen de verhalen van Oom Jan bijna stil. Het archief van Oom Jan stond echter nog op de zolder van mijn moeder. Vorig jaar besloten zij en een jongere broer van mijn vader om het aan het IISG [1] te doneren. Hun korte briefje erbij was voor mij het vonkje om het verhalenvuurtje weer eens op te stoken! Hoe bijzonder? Dat Oom Jan bijzonder was, is in een paar woorden samen te vatten. Hij kwam uit een redelijk christelijk, nuchter Twents nest en kreeg het voor elkaar om zowel pacifist, vegetariër, homoseksueel als moslim te zijn. Ter referentie: we hebben het over de tweede helft van de vorige eeuw. Oom Jans leven begon rond de eeuwwisseling in een hervormd gezin in Almelo. Hoe christelijk dit gezin precies was weet ik niet – ik weet wel dat een aantal van Oom Jans neven en nichten (dus mijn ooms en tantes) later een behoorlijk fanatiek pad op zouden gaan. “Neef X is niet op de familiedag, want hij is bijbels uitdelen in China”. Oom Jan zelf was niet zo christelijk; getuige zijn archief verdiepte hij zich vanaf zijn studententijd in geweldloosheid, pacifisme, communisme, socialisme, humanisme, theosofie en de islam. De “zorg voor je naasten” was iets wat hij wel van huis uit meegekregen had: het verhaal gaat dat hij tijdens zijn studietijd zijn vaders meubelzaak binnenstapte om om een nieuw bed te vragen. Want een arme vriend had geen bed - "en wij hebben er thuis nog zo vele staan…” Wetenschapper voor vegetariërs Na zijn studie (we schrijven eind jaren twintig) kwam hij in het toenmalig Nederlands Indië terecht, op een vakgebied dat hem later een hoge pief bij de FAO zou maken. Hij was scheikundig ingenieur en kwam te werken bij het Scheikundig Laboratorium van de Plantentuin te Buitenzorg (Bogor). Niet verwonderlijk voor een principieel vegetariër was veel van zijn wetenschappelijk onderzoek gericht op duurzame (eiwit- en vitaminerijke plantaardige) voedselproductie in de regio. Wel verwonderlijk voor een Nederlander, was dat hij zowel tijdens de Japanse bezetting als in de jaren na de onafhankelijkheidsverklaring in Indonesië bleef werken. Wellicht hielp het dat hij de onafhankelijkheidsbeweging steunde – ook al een ongewoon standpunt voor een blanke man in die tijd. Zijn betrokkenheid bij de Indonesiërs ging verder dan verbale steun. Hij schijnt regelmatig Indonesische studenten naar Nederland gestuurd te hebben om te studeren; ze woonden dan in zijn pied-à-terre in Den Haag, dat hij had voor het geval dat hij zelf weer eens in het land was. Als hij dan vervolgens zelf weer eens Nederland bezocht, waaide hij zomaar bij zijn zus Sophia binnen, logeerde bij familie of in zijn zomerhuisje in het Grote Bos[2]. Overigens wist de familie niets van deze weldaden af. Pas op het moment dat Oom Jan overleed, kwam men er achter dat er een aantal extra “nabestaanden” in zijn huis zaten met wie men rekening had te houden. Ze mochten hun studie uiteraard afmaken op kosten van de erfenis. Van COC tot FAO Oom Jan had geen kinderen en of hij een partner had is mij onbekend – volgens de archieven "bezigde hij de homofilie amper", maar dat gaat verder in de nevelen gehuld, zoals bij vele homoseksuelen in die tijd. Oom Jan wist al vroeg dat hij homo was, maar bij gebrek aan COC [3] en andere openbare bronnen was het nog een heel vraagstuk wat dat “homo zijn” in je leven betekende en bijvoorbeeld hoe je een “coming out” moest maken. In de correspondentie met lotgenoten uit die tijd kunnen we lezen hoe ze daar mee worstelden… In tegenstelling tot Oom Willibrord was Oom Jan meer dan een rare snuiter: in de jaren zestig en zeventig reisde hij de wereld rond als adviseur voor de FAO, onder andere in Afrika. Aan zijn bezoek aan Caïro heeft hij zijn moslimschap te danken. Als boekenliefhebber en wereldmens was hij zeer nieuwsgierig naar de beroemde al-Azharmoskee [4], maar daar aangekomen kreeg hij te horen dat hij alleen naar binnen kon als moslim. “En wat houdt dat dan in, moslim zijn?” vroeg hij met een ironische grijns die ik me levendig kan inbeelden. “Verklaren dat er maar één god is en dat Mohammed zijn profeet is.” – hetgeen hij spontaan deed. En dus werd hij dertig jaar later als moslim begraven in Den Haag. Ik heb geen familielid kunnen vinden dat hem ooit heeft zien bidden, laat staan vijfmaal per dag naar het oosten [5], maar zijn Indonesische vrienden waren er van overtuigd. Op avontuur met Oom Jan De mooiste verhalen die ik mis, die mijn vader me niet meer kan vertellen en die mijn jongere oom niet kent, is hoe Oom Jan zomaar binnen kon vallen en midden in de Koude Oorlog kon zeggen “Kom, we gaan morgen naar Tsjechië.” en dan mijn vader meenam naar de andere kant van het IJzeren Gordijn. Hierbij horen verhalen over strenge Tsjechische douaniers die met Ghandiaanse vriendelijkheid overgehaald werden om toch eventjes de slagboom omhoog te doen, over illegaal kamperen in het grensgebied en over Oom Jan die in een park midden in Berlijn zo bloot mogelijk ging zonnen, tot schok van zijn jonge reisgenoten – dat dééd je toch niet! Na zijn pensionering kwam er wat vastigheid in zijn reizend leven. De vastigheid bestond uit ’s zomers in het buitenhuisje wonen en ’s winters op Bali leven. Tot aan zijn dood woonden er nog Indonesische studenten in zijn Haagse huis. Af en toe waaide hij binnen bij familie, door zijn yoga-oefeningen (en warme winters?) nog topfit. Op zijn tachtigste demonstreerde hij nog even de Sirsasana (hoofdstand) op het parket bij mijn ouders. Je vraagt je dan af, hoe eindigt het leven van zo’n man? Op 27 september 1984 werd hij in Den Haag doodgereden door een tram. De vliegtickets naar Bali zaten al in zijn zak. [1] Het IISG, voluit “Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis”, is een instituut dat de geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen wereldwijd onderzoek doet en verzamelt. Website: https://socialhistory.org/nl. [2] In mijn herinnering klinkt dit veel idyllischer dan datgene wat je vindt als je het gaat googlen. http://www.rcn.nl/nl/vakantieparken/nederland/utrecht/rcn-het-grote-bos/home. [3] Het COC, oftewel “de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit”, is opgericht in opgericht in 1946 en daarmee naar eigen zeggen de oudste nog bestaande LHBT-belangenorganisatie ter wereld. Meer over de afkorting en de ontstaansjaren van het COC is te vinden op hun website: http://www.coc.nl/over-ons. Oom Jan was secretaris van het COC van 1948 tot 1950. [4] Aldus Wikipedia: Al-Azhar-moskee ('de moskee van de meest glansrijke') is onderdeel van een van de meest eerbiedwaardige instituten van Caïro. Het is een onderdeel van de Al-Azhar-universiteit. [5] Overigens kan ik me goed voorstellen dat hij best had willen bidden naar het oosten door het te zien als persoonlijke variatie op “eert uw vader en moeder”. Die woonden immers in Almelo – het oosten dus.
1 Reactie
|