Ik heb een tijd gedacht dat ik onsterfelijk was. Dat er weinig was dat me niet zou lukken en dat ik de grote uitzondering was op vele wetten der natuur. Ik deed twee studies, werkte ruim 20 uur per week, sportte zeker twee uur per dag en sliep er hoogstens vier per nacht. Dat ik me in die tijd ook goed klote (zeg maar: depressief) voelde en mijn eetgestoorde zelf de overhand had, nam ik lange tijd voor lief. Het feit dat ik verdomd eenzaam was ook. Want eenzaam was dan wel alleen, maar ook veilig. Aan mijn hart geen polonaise, dat had ik jaren geleden al bedacht. De motivatie en energie om te leven zoals ik toen leefde haalde ik naast de kick van goede cijfers en mijn ‘super drukke en alles kunnende’ imago vooral ook uit angst. Enorm veel angst, eigenlijk. Ik ben zo bang’ zei Kleine Beer. ‘Maar waarom ben je dan bang, Kleine Beer?’ zei Grote Beer. ‘Het is zo donker.’ Want donker was het, in mijn hoofd. Donker en koud en sfeerverlagend. Daar met 180 km/u overheen razen en van wegvluchten door te werken, sporten, eten, kotsen en niet te slapen leek de enige remedie. Het lef om stil te staan bij hoe het ging, wat er gebeurde en wat ik voelde had ik niet. Nog niet, althans. Ik hield het lang vol, tot er iets te veel ellende in korte tijd de revue passeerde en mijn hoofd zich langzaam gewonnen gaf. Ik begon onnozele dingen te vergeten, raakte spullen kwijt, kon me steeds moeilijker concentreren en kreeg geen goedlopende zin meer op papier. Wat nogal slecht uit kwam, gezien de twee scripties die ik moest gaan schrijven. The walk of shame Begin januari, een halfjaar voor de eindstreep, liep ik met mijn 8,6 gemiddeld the walk of shame naar de studieadviseur. ‘Aan je cijfers zal het vast niet liggen’ zei ze nog toen ik binnenkwam, en mijn ego kromp nog een beetje meer. Het besluit om mijn studie een jaar te onderbreken was zowel de allergrootste nederlaag als een knappe overwinning op mezelf. Met een mix van schaamte, boosheid en opluchting zette ik mijn handtekening onder het formulier dat mij psychisch ziek verklaarde en beloofde de studieadviseur in therapie te gaan. En dat is wat ik deed. Het kan altijd erger... Tegen de tijd dat ik mijn studie weer hervatte sliep ik weer hele nachten en voelde ik me, weliswaar gesteund door twee therapeuten en pillen, beter. Maar uitgerust en bijgetankt was ik allerminst. Ik was in dat jaar – waarin ik het rustig aan zou gaan doen en zelf beter zou gaan worden – betrokken geraakt bij de zorg voor een vriendin die in een nog veel heftigere crisis was beland dan waar ik me ooit in had bevonden. Heftig in de zin van: ernstig depressief en later manisch en psychotisch, inclusief een traumatisch verleden dat aan het licht kwam waar ik stijl van achterover sloeg. Tot overmaat van ramp bleek ze niemand te hebben om op terug te vallen. Haar vangnet werden mijn ouders en ik. Haar situatie was schrijnend, verslechterde snel en tot mijn grote verbazing en boosheid liet de geestelijke gezondheidszorg (ggz) haar aan alle kanten in de steek. Waar ik zelf gezegend was met geweldige hulpverleners die ik letterlijk uit hun bed mocht bellen als ik dat nodig vond, trof zij figuren die allemaal even afstandelijk waren en haar en onze noodkreten simpelweg negeerden. Met herhaaldelijke bezoeken aan de crisisdienst, een suïcidepoging en opname op de PAAZ [1] tot gevolg. Ellende die in mijn ogen absoluut voorkomen had kunnen worden, als haar behandelaars hadden gedaan wat ze hadden moeten doen. Namelijk: luisteren, en praten mét in plaats van over haar. Hulpverlenende patiënt Het werd een bizar en emotioneel heel verwarrend jaar. Een jaar waarin ik zelf ‘patiënt’ was, maar ook hulpverlener probeerde te zijn. Een jaar waarin ik zelf hele positieve ervaringen had met de ggz, maar tegelijkertijd zag gebeuren hoe ontzettend mis het ook kan gaan en hoe verdomd machteloos je dan als naastbetrokkene bent. Het was een jaar van dweilen met de kraan open en op het moment dat zowel haar als mijn vertrouwen in de ggz écht tot nul was gereduceerd, verscheen een artikel in de Volkskrant van Nederlands meest gerespecteerde psychiater Jim van Os. In dat artikel pleitte hij voor persoonlijke diagnostiek en behandeling en schreef hij zoveel rake dingen dat ik er spontaan weer hoop van kreeg. En dat besloot ik hem te schrijven. Het kan raar lopen Ik vond het een opluchting te lezen dat er toch nog iemand was binnen die hele psychiatrie die het wél leek te begrijpen - en dat schreef ik hem. Niet met de verwachting dat hij überhaupt zou reageren, maar vooral uit oprechte waardering voor zijn visie en werk. Een week later dronken we koffie, niet lang daarna leverde ik mijn scriptie in en inmiddels ben ik hoofdredacteur van de website www.schizofreniebestaatniet.nl die op initiatief van Jim van Os en andere toppers is gelanceerd in maart van dit jaar. Het leven kan raar lopen. Bekijk die site! Ik heb een tijd gedacht dat ik onsterfelijk was. Dat er weinig was dat me niet zou lukken en dat ik de grote uitzondering was op vele wetten der natuur. De tijd heeft het tegendeel inmiddels overtuigend bewezen - en gelukkig maar.
Ik loop nog heel regelmatig tegen de muur, zit nog steeds in therapie, slik nog altijd pillen en zal mijn vriendin nooit écht kunnen helpen. En toch ben ik heel veel verder dan waar ik ben geweest. En dichterbij waar ik in mijn leven voor wil strijden: een helende en helpende ggz waar we het niet hebben over patiënten en diagnosen, maar over mensen, hoop, hun dromen en hun verhaal. Anne Marsman. [1] Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis. Zie ook: het humoristische en pijnlijke boek “Paaz” van Myrthe van der Meer. Zie: www.myrthevdmeer.nl of ga naar een willekeurige boekwinkel.
1 Reactie
Mama
15/6/2015 14:53:48
so true. Zo dichtbij...en toch veraf. Join me!xxx
Antwoord
Laat een antwoord achter. |