Alweer een tijd geleden vroeg Elisabeth mij of ik een gastblog wilde schrijven. Na een volmondig “ja” zijn er inmiddels toch zeker 4 maanden verstreken. In de tussentijd had ik wel ideeën, maar veel verder dan een paar zinnen ben ik nooit gekomen. Een week geleden overleed mijn oma en ondanks dat ik niet echt goede band met haar had, is juist haar overlijden de aanleiding tot de ervaring die ik met jullie wil delen. Ik schrijf dit niet enkel om te delen (al staat de overtuiging: “delen is helen” hoog op mijn lijstje), maar misschien ook wel een beetje om de chaos aan gedachten in mijn hoofd te structuren. De spiegel liegt niet
Structuur is ook wel hét woord om mee te beginnen. Structuur, perfectionisme & controle: de woorden die passen bij het 16-jarige meisje met Anorexia Nervosa dat ik was. Nauwelijks eten, maximaal bewegen en altijd voldoen aan de regels die ik aan mezelf stelde. Nooit goed genoeg zijn en de lat altijd weer iets hoger leggen met school, beweging, sociale contacten. Met alles eigenlijk. Wanneer de weegschaal mijn persoonlijke streefgewicht aangaf mocht (lees: MOEST) het nog net wat minder. De spiegel liegt immers niet en laat toch duidelijk het beeld zien van een meisje met een normaal figuur. Mezelf opmeten door het rondje tussen duim en wijsvinger rond mijn bovenarm te doen en dan nog steeds datzelfde mollige meisje in de spiegel zien. En dat alles met het idee dat ik de boel nog helemaal onder controle had. Totdat ik besefte dat ik de controle helemaal kwijt was. Natuurlijk had mijn omgeving dit allang door, maar ook zij stonden met hun rug tegen de muur… Familiepatronen Inmiddels een goede 9 jaar later sta ik met mijn ouders en broertje rond de kist van mijn oma. Er gebeurt van alles. Mijn moeder en broertje huilen, mijn vader staat ernaast en ik voel het aloude gevoel terugkeren: “ik moet sterk zijn en moet er voor iedereen zijn”. Ik voel dat ik het liefst zelf zou verdwijnen om de anderen alle ruimte te geven. Ik voel hoe ik verhard en mezelf groot hou, hoe ik mijn broertje ondersteun en tegelijkertijd mijn ouders draag. Ik voel het verdriet van mijn moeder en broertje en vraag me af waar het mijne is gebleven. Tegelijkertijd neem ik het mezelf kwalijk dat ik niet kan huilen om mijn oma, die, hoewel soms op een ongepaste en niet goed afgestemde manier, zielsveel van ons hield. Nadat we echt afscheid hebben genomen en mijn oma hebben begeleid tot het moment dat ze de oven in is gegaan, rijden we gevieren naar Bilthoven. Langs het oude huis van mijn oma en opa, waar ik ook nog een periode heb gewoond. Een periode waarin ik totaal niet lekker in mijn vel zat en de combinatie van een blessure en een heftige stage van alles bij mij triggerde. Eenzaamheid. Een hoge druk op mezelf. Het alleen willen of moeten doen. Onrust. Terug naar het verleden De dag na de crematie sta ik gebroken op. Ik zie op tegen de dag die volgt, waarin ik ’s avonds naar het huis van mijn ouders zou gaan. Mijn moeder heeft gevraagd of ik kom helpen. Ze heeft verschillende vriendinnen uitgenodigd om te komen eten, omdat we de crematie in besloten kring hebben gedaan. ’s Ochtends belt ze me op of ik zin heb ik koffie in de stad. Ik zeg “ja”, omdat ik aan haar stem hoor dat ze behoefte heeft aan aanspraak. Als we samen in de stad zitten, voel ik dat ik niet de energie heb om er te zijn. We zitten naast elkaar en praten over koetjes en kalfjes, terwijl we beide in “ons hoofd” zitten. ’s Middags klim ik wat routes en besef me dat ik ’s avonds helemaal niet naar huis wil, dat dat de laatste plek is waar ik wil zijn. Alles daar brengt me nu terug naar de tijd waarin ik me verschrikkelijk heb gevoeld. Ik besef dat de laatste dagen oude patronen in ons gezin hebben bovengebracht, waarbinnen ik niet weet wat ik met mezelf aan moet en hoe ik me staande moet houden. Mijn gedachtes zijn overal en nergens en ik bedenk allerlei uitvluchten. Ik voel dat ik op slot zit, maar heb tegelijkertijd zoveel behoefte om me te uiten. Ik heb de sterke behoefte om me op allerlei andere manieren uit te drukken, omdat praten me niet lukt. Ik schrik van mijn eigen gevoelens, maar voel tegelijkertijd het 'oude genoegen' dat ik dit zo voel. De vertrouwde emotionele rust na de fysieke uitputting en pijn, met het zwarte idee dat dít is wat ik waard ben. Zijn met wie je was Op het moment dat ik de achterdeur van het huis van mijn ouders, het huis waar ik tot mijn 18e heb gewoond, open doe, breek ik. Ik kan het niet langer inhouden en er komt een stortvloed aan tranen uit. Mijn moeder is overrompeld en probeert me te ondersteunen. Ik geef aan dat ik er niet bij zal zijn die avond, dat ik er niet kan en wil zijn. Ik voel dat ik haar hier pijn mee doe, maar tegelijkertijd lucht het intens op. In eerste instantie probeert ze de mist aan gedachtes uit mijn hoofd te praten, maar uiteindelijk laat ze het gaan en kan ik me letterlijk en figuurlijk terugtrekken in mijn eigen wereld. De volgende ochtend word ik een stuk lichter en rustiger wakker. Ik besef me dat het overlijden van mijn oma niet alleen een verlies is, maar dat ze me met haar overlijden misschien ook wel een grootste cadeaus heeft gegeven. Ze heeft me de kans gegeven om patronen te doorbreken die mij een tijdje in hun ban hebben gehouden. Ze heeft me de kans gegeven om een stukje af te sluiten, zonder dat ik hiervoor terug heb hoeven grijpen op patronen die mij een periode hebben helpen overleven. Ik hoef niet meer dat 16-jarige meisje van toen te zijn, maar ben de 25-jarige dame die ik nu ben mét haar verleden, kwetsbaarheden en kracht. Katinka
3 Reacties
Wat er aan vooraf ging Onze vrienden Margriet en Joeri hadden het idee om geld in te zamelen voor de vluchtelingen op Kos. Wij, Tieme en Jessica, zouden in oktober via Kos naar Kalymnos reizen en daarom vroegen ze ons te helpen. Al onze lieve vrienden en familie hebben met elkaar iets meer dan 2000 euro opgebracht en 3 grote backpacks vol met kleding. Al in Nederland hadden we contact gelegd met de stichting Bootvluchteling op Kos. Zij konden ons helpen met het uitdelen van de spullen en ze wisten wat er nodig was. Al in Nederland hebben we al dingen gekocht die slecht te verkrijgen waren op de Griekse eilanden, zoals Nestocyl-zalf en goedkope tandenborstels. De avond ervoor We ontmoetten de mensen van de stichting op Kos. Ze lieten ons hun pand zien waar ze voornamelijk kleren verzamelden. De vrijwilligers vertelden ons dat er de vorige nacht 259 mensen waren aangekomen op 10 boten, waaronder ook veel vrouwen en kinderen. De meeste mensen op de boten kunnen niet zwemmen. Afgelopen week was er tijdens een overtocht een baby in de zee gevallen. Het was zo donker dat de moeder de baby niet meer kon zien en het kindje is verdronken. We spraken af vroeg op te staan om de vluchtelingen op de stranden aan de kant van Turkije op te vangen. De boten varen namelijk alleen als het donker is en ze minder makkelijk gepakt kunnen worden door de Turkse kustwacht. 4u45: wachten op het strand De wekker ging. Om 5:00 uur hebben we de auto ingeladen met handdoeken, dekens, kleren, flessen water en mueslirepen. Vervolgens reden we naar de kust terwijl de zon langzaam begon op te komen. Vanaf verschillende plekken op het strand hebben we met verrekijkers over de zee getuurd naar boten. Het was vreemd om zo op het strand te wachten. Aan de ene kant hoopten we dat we een boot zouden spotten om de vluchtelingen te kunnen helpen. Aan de andere kant hoopten we ook dat er juist geen boten zouden (hoeven) komen. Daarnaast waren we ook wel een beetje bang geworden van verhalen over aangespoelde vluchtelingen. We hoopten vurig dat iedereen vannacht de overtocht zou overleven. 6u15: een andere boot Ergens in de verte zagen we iets dat niet leek op de andere boten. De zwarte vlek kwam steeds dichterbij en het werd steeds duidelijker dat het vluchtelingen op een boot waren. De wind waaide best hard en we stonden allemaal te bibberen op het strand. We konden ons goed voorstellen dat het op die boot heel erg koud zou zijn omdat ze nat zouden zijn door de golven en het gepeddel. 7u00: bootje leeggeroofd en opgeruimd De boot was nu erg dichtbij en de zon kwam op. We konden tellen dat er 8 mannen op de boot zaten. Ze hadden een motor, maar deze leek niet te werken. De mannen in de boot stapten, voordat ze goed en wel aan wal waren gekomen, al uit de boot en strompelden het strand op. Ze waren stuk voor stuk doorweekt en ze trilden enorm van de kou. En dat terwijl de zee deze nacht nog relatief rustig was. Op het moment dat de mannen aan wal kwamen, kwamen er uit het niets een aantal mannen tevoorschijn die de boot lieten leeglopen, oprolden en de motor en de peddels meenamen en weer wegreden. Binnen een paar minuten was alles leeggeroofd door (waarschijnlijk) lokale Grieken. Wij stonden klaar met handdoeken en droge broeken en hebben deze uitgedeeld. De mannen leken in eerste instantie wat terughoudend in het aannemen van deze spullen maar uiteindelijk was iedereen zich aan het verkleden in droge kleding. De mannen leken uitgeput maar toch blij en feliciteerden elkaar met het feit dat ze de overtocht hadden gehaald. 5 van de mannen kwamen uit Pakistan en 3 uit Afghanistan. Ze hadden allemaal een kleine rugzak mee met wat persoonlijke spullen. Economische vluchteling of niet, deze mensen hadden 10x minder mee dan wij wanneer we voor een weekje op vakantie gaan. We gaven ze ook droge schoenen zodat ze naar het centrum van Kos konden wandelen. De mensen van de stichting legden ze uit wat ze vervolgens moesten doen: vanaf 12 uur 's nachts tot 7 uur 's ochtends (onbekend waarom deze bizarre tijden waren gekozen) konden ze zich melden bij een kantoortje. Hiermee kregen ze een nummer, en met dat nummer konden ze naar het politiebureau gaan om zich te laten registreren. Ze zouden dan moeten wachten tot de politie het desbetreffende nummer op zou roepen. Wanneer ze geregistreerd waren konden ze vervolgens een ticket kopen voor de veerboot naar Athene. Dit ticket kost zo'n 55€. Al met al zijn de vluchtelingen hier minstens 2 dagen druk mee. Ze moeten vooral veel wachten voordat ze weer verder kunnen. Niet alle vluchtelingen kunnen na de dure rubberbootreis nog een ticket betalen en sommigen zitten daardoor lang vast op Kos. De mannen van de boot bedankten ons, namen nog een banaan en wat water mee en vertrokken vol goede moed richting het centrum. De rest van de ochtend bleef het rustig en kwamen er, waar wij stonden, geen boten meer aan. 9u00: shoppen We gingen op pad naar een goedkope kledingwinkel. We hadden eerst geïnventariseerd wat vooral nodig was. Uiteindelijk hebben we op deze plek voor ongeveer 1200€ gekocht: - 40 paar schoenen in verschillende maten - 30 vesten en truien - 10 lange dikke broeken - 27 vesten/broeken setjes voor kinderen - 24 paar slippers - 6 voetballen In wat kleinere winkels hebben we nog pakjes speelkaarten, bellenblaas en pakjes met koekjes om uit te delen gekocht. Volgepakt en tevreden keerden we terug naar de opslagplek. Later zouden we deze spullen gaan uitdelen. 10u30: voetballen We gingen met z'n tweeën vast op pad om de koekjes, water, speelkaarten en voetballen uit te delen. Later zouden de anderen ook komen om bananen uit te delen. Aan de kade van Kos stonden tientallen tenten opgezet met vele (vooral mannelijke) vluchtelingen. Het was een gek gezicht. Er was één plek met een tuinslang met koud water waar ze zich konden wassen. Ernaast stonden een stuk of 10 dixi's die je al van ver kon ruiken. Langs de kade stonden vooral arme Pakistanen. Mensen die uit Syrië de oorlog ontvluchten zijn over het algemeen iets rijker en kunnen vaak een hotel betalen. De overheid heeft geregeld dat gezinnen uit Syrië voor 5€ per nacht in een hotel kunnen verblijven. Daarom lijken er weinig Syriërs te zijn, maar dat is schijn. Toen we voorbij liepen met water en koekjes kwamen er velen uit hun tent en namen het dankbaar aan. We kwamen ook de 8 mannen uit de boot van die ochtend tegen. Zij hadden nog geen tent en zaten langs de waterrand. We hebben ze water en speelkaarten gegeven zodat ze zich konden vermaken. Hier waren ze erg dankbaar voor. Toen anderen zagen dat we speelkaarten hadden kwamen ze in grote getale op ons af en binnen 1 minuut waren de pakjes speelkaarten op. Ook hadden we 3 voetballen meegenomen en aan groepen mannen gegeven. Ze waren er heel erg blij mee en begonnen gelijk te voetballen. 11u30: naar de gevangenis De andere mensen van de stichting waren intussen ook aangekomen en hadden een bus vol bananen en water meegenomen. Een andere Griekse stichting zorgde altijd voor de maaltijden (boterhammen). Dit was best goed op elkaar afgestemd. We kregen beiden een zak bananen in onze handen gedrukt en er kwam een grote groep vluchtelingen op ons af. Ze gingen in een grote rij staan en één voor één kregen ze per persoon 1 banaan en 1 flesje water. We vonden het een erg gekke gewaarwording dat al die volwassen mannen in de rij gingen staan voor een banaan. Toen alle mannen voorzien waren gingen we met een van de vrijwilligers naar de gevangenis. Bij de ingang was een kantoortje met 2 agenten. De vrijwilliger vroeg of we naar binnen mochten (soms mag om onduidelijke redenen niet). We kwamen op een klein onverzorgd pleintje met daaromheen 3 cellen met dikke tralies. In de cellen zaten vluchtelingen die verkeerde papieren hadden of ervan worden verdacht smokkelaars van vluchtelingen te zijn. De mannen (minstens 10 per cel) kwamen allemaal achter de tralies staan en staken hun armen erdoorheen toen ze zagen dat we bananen en flesjes water hadden. Ze riepen allemaal dat ze graag een banaan wilden. Het was heel onwerkelijk om op die manier eten te verdelen. De mannen waren erg hongerig en ze maakten gelijk de bananen open en begonnen ze op te eten. Ze zeiden naast onze bananen maar een klein bakje rijst per dag te krijgen. Op het pleintje in het midden liep een dikke bruine ranzige stroom uitwerpselen naar een putje. De gevangenis zag er erg armoedig en middeleeuws uit en als we niet hadden geweten dat we op Griekenland waren, hadden we niet geloofd dat dit in Europa nog zou kunnen bestaan. Later hoorden we dat er in de 3e cel ook minderjarigen zaten. Het waren jongens van 14-17 jaar die zonder ouders op Kos waren aangekomen. Volgens de Griekse wet moeten deze minderjarigen ten allen tijden worden begeleid door een agent. Echter door lokale onderbezetting bij de politie werd dit op deze manier opgelost. 13u30: EHBO Samen met een van de vrijwilligers hebben we een EHBO-postje opgezet. Één voor één kwamen er vluchtelingen met kwaaltjes langs. Ze hadden vooral last van wonden aan hun voeten. Dit komt doordat ze aan de Turkse kust eerst door prikkelbosjes moeten rennen, daarna doorweekte voeten krijgen in de boot, en dan na uren peddelen ineens in de zee of op het strand springen dat bezaaid is met harde stenen. Één jongen was in een zee-egel gaan staan nadat hij uit de boot was gesprongen. Maar de stekels die nog in zijn voet zaten waren er echt niet uit te krijgen met de pincetjes die we hadden. 17u30: de boot naar Athene Aan het einde van de middag gingen we weer fruit en water uitdelen. We verzamelden bij de haven vanwaar de veerboot naar Athene zou vertrekken in de avond. De mensen die een ticket konden betalen verzamelden zich daar. Wij stonden klaar met een bus vol met kleding. Omdat er niet genoeg kleren voor iedereen waren, mochten alleen vluchtelingen die met de veerboot via Athene naar noordelijkere en koudere gebieden gingen, wat spullen kiezen. Bijvoorbeeld een stevig paar schoenen of een warme trui. Een aantal kinderen konden we blij maken met knuffeltjes en met onze bellenblaas (deze waren razend populair). De kinderen vrolijkten er allemaal heel erg van op! Een groep Syriërs was zó blij dat ze met de boot naar Athene konden. Ze zongen liedjes en straalden. Toen de boot vertrok hebben ze op het dek naar ons staan zwaaien tot de boot niet meer te zien was. Later, op Kalymnos: Kalymnos is een eiland ten noorden van Kos waar ook veel bootvluchtelingen aankomen. Ze komen zelf per boot óf worden opgepikt door de kustwacht (wat de kustwacht van Kos niet deed). Ze moeten zich dan registreren in de haven, waarna ze ook met de boot naar Athene gaan, mits ze het geld kunnen verzamelen. Gelijk toen we aankwamen met de veerboot waren de groepen vluchtelingen te zien. Ze waren aan het wachten rondom het kantoortje waar ze zich moesten registreren. Het was een mix van Syrische gezinnen, gezinnen uit Pakistan en omstreken en ook mannen zonder gezin. Opvallend was dat er veel meer kinderen leken te zijn. Dit leek zo omdat ze op Kos in hotels kunnen. Dit kan op Kalymnos ook, maar er is niet voor iedereen plek. Slachthuis We ontmoeten de lokale vrijwilligersgroep bij de haven. De groep zet zich al sinds enkele jaren dagelijks in voor de vluchtelingen. Ze brachten ons naar het opvangcentrum waar de vluchtelingen slapen. Het is een oude loods met opslagruimte van het slachthuis net buiten het stadje. De opslagruimte zat op slot. In de loods stonden een twintigtal bedden met slechte schuimen matrassen. We telden meer vluchtelingen dan dat er bedden waren. Er zaten een hoop mensen voor de loods te wachten totdat ze te eten zouden krijgen. Van 11 tot 13 uur komen de vrijwilligers daar om boterhammen te smeren en kleding uit te delen. Er is geen stromend schoon drinkwater, dus daarom nemen ze jerrycans vol met water vanuit de stad mee. In de opslagruimte lagen stapels met kleding, schoenen en wat hygiëneartikelen. We hebben de lading tandenborstels die we in Nederland hadden gekocht hier neergelegd. We merkten direct dat de vluchtelingen hier met name hebben hygiëneartikelen hard nodig hebben. Verschillende vrouwen vroegen ons om shampoo. De vrijwilligers en de vluchtelingen zijn volledig afhankelijk van donaties en eigen bijdragen. De staat geeft ze geen geld. Tegelijkertijd willen de Griekse vrijwilligers liever geen geld aannemen van ons, maar hebben liever dat we zelf het geld besteden aan de vluchtelingen. We denken dat dit te maken heeft met dat ze geen louche of corrupte indruk willen wekken door geld aan te nemen. Terwijl de vrijwilligers eten maakten voor de vluchtelingen zijn wij naar de lokale supermarkt gegaan en hebben daar vers brood, heel veel kaas, zeep en houdbare sappen gekocht. Ook vonden we pakjes kaarten, stoepkrijt en een voetbal. Meer paste er niet op onze scooters. Het eten en zeep werd opgeslagen. Het stoepkrijt gaven we aan de kinderen. Een meisje begon, nadat ze doorhad waar de krijtjes voor bedoeld waren, op de muren van de loods een tekening te maken. De voetbal gaven we aan de jonge mannen die direct begonnen te voetballen. In een lokaal winkeltje hebben we daarna nog een stuk of 180 bananen gekocht en uitgedeeld. Vanwaar naar waar? We hebben veel gesprekken gehad met de vluchtelingen over waar ze vandaan kwamen en waar ze heen wilden. Bij dit soort verhalen bekroop bij ons vaak een naar gevoel. Een groot deel van deze mensen zal na deze lange reis wellicht geen asiel krijgen en alsnog worden teruggestuurd. Het is echter moeilijk ze dit te vertellen nu ze eenmaal aan de reis zijn begonnen. Dit geldt natuurlijk niet voor de Syrische gezinnen. Toch zijn deze mensen nu allemaal op het eiland, hebben nauwelijks spullen meegenomen, hebben nauwelijks te eten en weinig tot geen geld. Dus hulp hebben ze zeker weten nodig. We wilden nog graag iets doen voor de vluchtelingen die net waren aangekomen. We zagen weer veel kinderen rondom het kantoortje. In de speelgoedwinkel hebben we veel kleurboeken, waskrijtjes, stoepkrijt, pakjes kaarten en bananen gekocht. De kinderen straalden van oor tot oor toen we het gaven. Na een korte tijd zaten al de kinderen op de grond te kleuren. Het was een mooi gezicht. Veel van de ouders bedankten ons en keken emotioneel. We namen afscheid en gingen weer verder. De laatste euro’s We hadden nog 475 euro te besteden van het opgehaalde geld. Omdat de instroom van vluchtelingen over de tijd zoveel varieert was het lastig voor de vrijwilligers in te schatten wat er komende weken nodig zal zijn aan spullen. We kwamen in gesprek met vrijwilligers uit Zweden. Ze hadden plannen om de loods uit te breiden en de badkamers en toiletten te renoveren. Er is namelijk maar beperkt plaats voor de vele vluchtelingen en de sanitaire voorzieningen zijn slecht. Islamitische mannen en vrouwen moesten allemaal op dezelfde wc, en vrouwen wilden zich door de stank vaak niet eens in de loods verblijven en sliepen daarom buiten. Daarnaast was de toestroom van vluchtelingen nog niet afgenomen. In de vorige nacht waren er weer 180 nieuwe vluchtelingen aangekomen. De voorgaande week was er al begonnen met het aanleggen van nieuwe pijpleidingen en een nieuwe wc. Dit alles werd gedaan met ingezameld geld vanuit Zweden. Echter hadden ze zoveel goede plannen dat ze een bijdrage van ons goed konden gebruiken. We hebben toegezegd dat we met het overgebleven geld wilden helpen met het realiseren van de renovatieplannen. Dit zou duurzame hulp zijn voor heel veel vluchtelingen. Toen wij na een aantal dagen gingen kijken naar de vorderingen van hun werk werden er al nieuwe tegels gelegd in de loods. Het zag er erg goed uit! Voorheen lag er een rotte betonnen vloer. Het volgende project was het installeren van hygiënische en betere douches. Er was nu één douche op het terrein. Het stonk er enorm en het zag er vies uit. We zagen dat onze investering ontzettend de moeite waard was. Weer in Nederland
De dagen dat we de vele vluchtelingen hebben geholpen, hebben erg veel indruk op ons gemaakt en we hadden vaak het gevoel dat we nog veel meer voor ze wilden doen dan mogelijk was. Toch hebben we wat voor een aantal vluchtelingen kunnen betekenen, en met onze laatste investering hopen we op de lange termijn nog meer voor ze te kunnen betekenen. We willen iedereen die geld of kleding gedoneerd heeft enorm bedanken!! Het heeft echt een verschil gemaakt! Jess en Tieme mede namens Margriet Bakker en Joeri Honnef Ik heb een tijd gedacht dat ik onsterfelijk was. Dat er weinig was dat me niet zou lukken en dat ik de grote uitzondering was op vele wetten der natuur. Ik deed twee studies, werkte ruim 20 uur per week, sportte zeker twee uur per dag en sliep er hoogstens vier per nacht. Dat ik me in die tijd ook goed klote (zeg maar: depressief) voelde en mijn eetgestoorde zelf de overhand had, nam ik lange tijd voor lief. Het feit dat ik verdomd eenzaam was ook. Want eenzaam was dan wel alleen, maar ook veilig. Aan mijn hart geen polonaise, dat had ik jaren geleden al bedacht. De motivatie en energie om te leven zoals ik toen leefde haalde ik naast de kick van goede cijfers en mijn ‘super drukke en alles kunnende’ imago vooral ook uit angst. Enorm veel angst, eigenlijk. Ik ben zo bang’ zei Kleine Beer. ‘Maar waarom ben je dan bang, Kleine Beer?’ zei Grote Beer. ‘Het is zo donker.’ Want donker was het, in mijn hoofd. Donker en koud en sfeerverlagend. Daar met 180 km/u overheen razen en van wegvluchten door te werken, sporten, eten, kotsen en niet te slapen leek de enige remedie. Het lef om stil te staan bij hoe het ging, wat er gebeurde en wat ik voelde had ik niet. Nog niet, althans. Ik hield het lang vol, tot er iets te veel ellende in korte tijd de revue passeerde en mijn hoofd zich langzaam gewonnen gaf. Ik begon onnozele dingen te vergeten, raakte spullen kwijt, kon me steeds moeilijker concentreren en kreeg geen goedlopende zin meer op papier. Wat nogal slecht uit kwam, gezien de twee scripties die ik moest gaan schrijven. The walk of shame Begin januari, een halfjaar voor de eindstreep, liep ik met mijn 8,6 gemiddeld the walk of shame naar de studieadviseur. ‘Aan je cijfers zal het vast niet liggen’ zei ze nog toen ik binnenkwam, en mijn ego kromp nog een beetje meer. Het besluit om mijn studie een jaar te onderbreken was zowel de allergrootste nederlaag als een knappe overwinning op mezelf. Met een mix van schaamte, boosheid en opluchting zette ik mijn handtekening onder het formulier dat mij psychisch ziek verklaarde en beloofde de studieadviseur in therapie te gaan. En dat is wat ik deed. Het kan altijd erger... Tegen de tijd dat ik mijn studie weer hervatte sliep ik weer hele nachten en voelde ik me, weliswaar gesteund door twee therapeuten en pillen, beter. Maar uitgerust en bijgetankt was ik allerminst. Ik was in dat jaar – waarin ik het rustig aan zou gaan doen en zelf beter zou gaan worden – betrokken geraakt bij de zorg voor een vriendin die in een nog veel heftigere crisis was beland dan waar ik me ooit in had bevonden. Heftig in de zin van: ernstig depressief en later manisch en psychotisch, inclusief een traumatisch verleden dat aan het licht kwam waar ik stijl van achterover sloeg. Tot overmaat van ramp bleek ze niemand te hebben om op terug te vallen. Haar vangnet werden mijn ouders en ik. Haar situatie was schrijnend, verslechterde snel en tot mijn grote verbazing en boosheid liet de geestelijke gezondheidszorg (ggz) haar aan alle kanten in de steek. Waar ik zelf gezegend was met geweldige hulpverleners die ik letterlijk uit hun bed mocht bellen als ik dat nodig vond, trof zij figuren die allemaal even afstandelijk waren en haar en onze noodkreten simpelweg negeerden. Met herhaaldelijke bezoeken aan de crisisdienst, een suïcidepoging en opname op de PAAZ [1] tot gevolg. Ellende die in mijn ogen absoluut voorkomen had kunnen worden, als haar behandelaars hadden gedaan wat ze hadden moeten doen. Namelijk: luisteren, en praten mét in plaats van over haar. Hulpverlenende patiënt Het werd een bizar en emotioneel heel verwarrend jaar. Een jaar waarin ik zelf ‘patiënt’ was, maar ook hulpverlener probeerde te zijn. Een jaar waarin ik zelf hele positieve ervaringen had met de ggz, maar tegelijkertijd zag gebeuren hoe ontzettend mis het ook kan gaan en hoe verdomd machteloos je dan als naastbetrokkene bent. Het was een jaar van dweilen met de kraan open en op het moment dat zowel haar als mijn vertrouwen in de ggz écht tot nul was gereduceerd, verscheen een artikel in de Volkskrant van Nederlands meest gerespecteerde psychiater Jim van Os. In dat artikel pleitte hij voor persoonlijke diagnostiek en behandeling en schreef hij zoveel rake dingen dat ik er spontaan weer hoop van kreeg. En dat besloot ik hem te schrijven. Het kan raar lopen Ik vond het een opluchting te lezen dat er toch nog iemand was binnen die hele psychiatrie die het wél leek te begrijpen - en dat schreef ik hem. Niet met de verwachting dat hij überhaupt zou reageren, maar vooral uit oprechte waardering voor zijn visie en werk. Een week later dronken we koffie, niet lang daarna leverde ik mijn scriptie in en inmiddels ben ik hoofdredacteur van de website www.schizofreniebestaatniet.nl die op initiatief van Jim van Os en andere toppers is gelanceerd in maart van dit jaar. Het leven kan raar lopen. Bekijk die site! Ik heb een tijd gedacht dat ik onsterfelijk was. Dat er weinig was dat me niet zou lukken en dat ik de grote uitzondering was op vele wetten der natuur. De tijd heeft het tegendeel inmiddels overtuigend bewezen - en gelukkig maar.
Ik loop nog heel regelmatig tegen de muur, zit nog steeds in therapie, slik nog altijd pillen en zal mijn vriendin nooit écht kunnen helpen. En toch ben ik heel veel verder dan waar ik ben geweest. En dichterbij waar ik in mijn leven voor wil strijden: een helende en helpende ggz waar we het niet hebben over patiënten en diagnosen, maar over mensen, hoop, hun dromen en hun verhaal. Anne Marsman. [1] Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis. Zie ook: het humoristische en pijnlijke boek “Paaz” van Myrthe van der Meer. Zie: www.myrthevdmeer.nl of ga naar een willekeurige boekwinkel. Stel je eens voor, je ontmoet iemand. Je hebt een paar keer afgesproken en dan...moet je iets vertellen waar je niet trots op bent. Iets uit je verleden, iets waar je je voor schaamt. Iets waar pillen op je nachtkastje voor nodig zijn. Hoe vertel je iemand dat je te kampen hebt gehad met meerdere psychoses? Dit is maar een enkel voorbeeld van leven met een psychiatrische stoornis. Je hebt het, soms kan je dagen vooruit en soms kan je er niet onderuit. Het is hoe dan ook een deel van jezelf waar je mee om moet leren gaan. Ook als iemand je leert kennen. Maar moet iemand je wel leren kennen aan de hand van een labeltje of een pil die je ’s avonds slikt? Heeft een psychiatrische stoornis invloed op je identiteit? Wil ik wel het meisje met een stoornis zijn? Of heb ik gewoon de onjuiste verhouding dopamine en endorfine in mijn hersenen? Psychose en antipsychose Laat ik eerst proberen uit te leggen wat een psychose precies is. Een psychose is een toestand waarbij iemands contact met de werkelijkheid ernstig verstoord is. Mensen in een psychose leven in hun eigen werkelijkheid. Ze zien beelden of horen stemmen die er voor anderen niet zijn. Of iemand is ervan overtuigd dat hij achtervolgd wordt. Je kan het een beetje vergelijken met een niet ophoudende “ bad trip”. Mensen kunnen dingen zien die er niet zijn, leggen verbanden in complottheorieën en horen soms stemmen. Veelal is dit te genezen door middel van medicatie (antipsychotica [1]) en een opname zoals dat helaas soms nodig is. Antipsychotica zijn een licht dempende middelen die er voor zorgt dat je weer goed gaat slapen en minder last hebt van wanen en of stemmen. Er zijn veel discussies rondom medicijnen. Het lastige van de antipsychotica, naast andere psychiatrische medicatie, is dat ze op ruim iedereen een andere werking hebben en ze veel bijwerkingen [2] hebben. Veel gezoek dus naar de juiste medicatie en de juiste hoeveelheid. Veelal moet je dat dan voor lief hebben, want ziek worden wil je niet nog een keer. Die stap, het accepteren dat je medicatie nodig hebt - dat koste mij veel moeite. Het lijkt mij heel moeilijk voor te stellen om een psychose te hebben. Het moeilijke zit hem erin dat het per persoon sterk verschilt in symptomen, gedrag en herstel(tijd). Ik zal je mijn verhaal vertellen vanaf het begin. Nachtmerrie in Budapest Bij mij begon het vijf jaar geleden, ik was net aangenomen op de toneelacademie in Maastricht, had leuke vrienden, een leuk vriendje en een hele leuke zomer. Tot dat ik op een festival in Budapest mijn tent niet meer uit durfde. Het werd een nachtmerrie. Mensen dachten dat ik teveel had geblowd en dat het vanzelf over zou gaan. Maar dat ging het helaas niet. Mijn moeder moest me zelfs opkomen halen uit Budapest. Daarna volgde in Nederland een opname in een gesloten afdeling. Ik had mijn lievelingscowboylaarzen aan, maar het einde van die weken heb ik ze weg moeten gooien. De zool was scheef versleten van het heen en weer lopen op de lange witte gang van het ziekenhuis waar alle deuren op slot zitten. Ik snapte niet waarom ik daar zat en de psychose won een tijdje van mezelf. Gelukkig herstelde ik vrij snel; de medicatie ging uiteindelijk werken. Die wilde ik eerst niet, maar men legde mij uit dat als je die niet neemt je er nog langer blijven moet. Tja, ik zat daar al verplicht dus ik moest wel mee werken. Na een tijdje krijg je vrijheden om te laten zien dat je het kan, alleen naar buiten, alleen dingen durven. De bedoeling van de opname is dat je in een rustige omgeving kan wennen aan medicatie en dat je aan zo weinig mogelijk prikkels wordt blootgesteld. Het word even allemaal van je overgenomen omdat je het simpelweg zelf niet meer kan doen. Ik kon ook niet meer thuis bij mijn moeder functioneren omdat ik zo bang was voor alles dat ik alleen nog maar onder mijn bed lag met de gordijnen dicht. Bang dat iemand mij iets zou komen aandoen. “Ik kan alleen maar huilen en ik krijg enge pillen. Ik kan ook niet slapen. Ik ben radeloos opzoek naar jou. Ik zie overal mensen die hier misschien iets mee te maken hebben. Ze volgen mij en ik mag van hun niet naar jou toe. Mama komt elke dag langs. Er zijn hier bezoekuren.” Toen ik na een aantal weken rustiger werd en tot bedaren kwam mocht ik eindelijk weer naar huis. Maar het enige wat ik toen kon was op de bank zitten en naar de vogeltjes kijken in het vogelhuisje dat mijn moeder voor mij in de tuin had opgehangen. Dan had ik tenminste iets om naar te kijken. “Pfeiffer” Ik was na mijn eerste psychose iet open over wat er was gebeurd, veelal zei ik dat ik Pfeiffer had gehad en daardoor een tijdje uit de running was. Ik wilde ook geen medicatie want ik was er van overtuigd dat mij dit dus niet nog een keer zou overkomen. Het tegendeel was waar. Na nog geen jaar werd ik weer ziek. Ik had mijn tweede psychose te pakken, mijn tweede opname. Ik had in twee jaar tijd zoveel ziekenhuizen gezien en meerdere opnames gehad. Ik kwam erachter dat ik zo niet verder kon. Ik wilde zo ook niet verder. Ik was alles kwijt, mezelf, mijn toneelopleiding, mijn vriendje en sommige vrienden. Nieuwe cowboylaarzen kon ik ook al niet vinden. Ik wist niet meer wie ik was, waar ik heen wilde. Na al die jaren dingen geprobeerd te hebben, mezelf binnenste buiten gekeerd te hebben tijdens verschillende therapieën, verschillende artsen, verschillende medicatie, heb ik het nu eindelijk! Herstel duurt niet een paar weken. Zoals dat bij gips wel kan, kan dat met hersens helaas nog niet. Er is geen indicatie die jou kan vertellen wanneer je beter bent en blijft. Zo weet ik dat nog steeds niet, het ligt altijd op de loer. Neem nu een cola fles, als je die te hard schud moet je m ook niet ineens open draaien. Om je cola goed in te kunnen schenken moet je even wachten. “That’s all…” Het duurt even wat langer, maar dan heb je echt weer dezelfde cola. Dus met een beetje oefening weet ik dat regelmaat heel belangrijk is, het nemen van medicatie en goed naar jezelf luisteren. Maar vooral jezelf blijven. Leven. Meisje met een stoornis? Ooit zei een arts tegen mij, “je hebt een stoornis, meisje”. Daar ben ik het nog steeds niet mee eens. De benaming dan. Natuurlijk heb ik volgens de DSM een stoornis. Maar dat hoeft nog niet te betekenen dat ik mezelf alleen daar mee moet identificeren. Dat ik niks meer kan. Dat ik voor altijd een patiënt zou blijven. Als ik dat gesprek letterlijk had genomen dan had ik misschien nog steeds op de bank naar het vogelhuisje zitten kijken… Ik ben er van overtuigd dat als je, zoiets als je een psychose of iets anders hebt meegemaakt, je jezelf juist beter leert kennen. Dat je hierdoor juist verder kan met meerdere inzichten van hoe je het niet meer wil. Het is belangrijk dat je mensen om je heen hebt die je helpen weer vooruit te durven kijken. Weer opnieuw een stipje op de horizon te zetten en te denken: daar ga ik naartoe werken. Door het delen van mijn verhalen ben ik sterker geworden, ik ben gaan inzien dat het voor mij meer op een plek valt. Door het schrijven en uitbrengen van mijn eigen boek (MEERMIN, Portretten van mijn Psychose [3]) heb ik het verhaal letterlijk in mijn kast kunnen zetten. Meike Jansen. [1] Voor de medisch geïnteresseerden onder jullie: antipsychotica zijn overwegend dopamine-antagonisten die daarnaast ook in meer of mindere mate receptoren voor serotonine blokkeren (aldus Wikipedia). [2] Net als de meeste andere psychomedicatie is er een enorme variatie aan potentiële bijwerkingen. Een greep uit de groep: spierstijfheid, acathisie, een onvermogen om stil te blijven zitten, tremor en andere ongewenste spiertrekkingen, ingrijpende gedragsveranderingen zoals indifferentie en emotionele vervlakking en afstomping, gewichtstoename en een verminderd reactievermogen. [3] Helaas niet te koop in de grote boekhandels, maar vaak wel daar te bestellen (ISBN 978-94-91446-02-3). Tevens te bestellen via de website van de uitgeverij: https://www.uitgeverijxanten.nl/product/meermin. _
|